gedachten bij, wierp een licht in hun geest en wekte zozeer
hun belangstelling dat er geen ergernis uit kon voortspruiten.
Inderdaad, Hij vermaande de heidenen hier veel zachter dan
in Palestina.
Hij maakte ook gewag van de roeping der heidenen
tot het Rijk van God en zei dat vele vreemdelingen
van het oosten en het westen de tronen van de
kinderen des huizes, die de zaligheid afwezen,
zouden innemen. (Mt. 8, 11-12).
Hierna onderbrak Jezus zijn lering, en terwijl Hij dan een
verversing nam, besprak het volk onder mekaar de waarheden die
Hij onderwezen had.
Verscheidene heidense wijsgeren naderden nu tot Hem en
ondervroegen Hem nopens enige punten, die zij niet goed
begrepen hadden en ook nopens iets wat hun door hun voorouders
overgeleverd was als een uitspraak van Elias, die in dit land was
geweest, maar ik ben vergeten wat dit was.
Jezus gaf hun de gewenste opheldering en hernam
dan zijn redevoering. Hij kwam terug op de doop en
op het gebed en bracht zijn leer in verband met de
oogst en het dagelijks brood.
Vele heidenen werden door zijn lering op een heilzame wijze ten
goede bewogen en tot een vruchtbaar nadenken gebracht, maar
andere, aan wie zijn toespraak niet behaagde, hebben zich
verwijderd.
Ik zag vervolgens vele Joden aan de vijver gedoopt worden.
Jezus zegende weer het water. Ik vergeet telkens weer de
doopformule; steeds komt de naam Jehova er in voor. Telkens
stonden 3 dopelingen tegelijk om een bekken en het water in de
omringende gracht reikte tot hun kuiten.
Fascikel 25
2455
|