gruwelen die zijzelf van hun valse goden vertelden
(cfr. Jes. 44, 9-20).
Voorts sprak Hij over enige bepaalde goden in het
bijzonder, en Hij beantwoordde zelf de vragen die Hij
in zijn rede stelde: “Wie is dan die god? wie is deze?
en wie is zijn vader?” en Hij toonde de verwarring
aan van hun families, van hun afstamming en hoe,
wat zij van hen tot hun eer vertelden, louter
schandelijkheden waren.
Hij wees hun op de miserabele, onsamenhangende
verwarring van heel hun mythologie of godenleer en
beklemtoonde met nadruk dat zulke gruwelen niet
thuis konden horen in het Rijk van God, maar wel in
dat van satan, de vader van de leugentaal.
Eindelijk sprak Hij van de talrijke tegenstrijdige
betekenissen van die goden en Hij loste ze op (und löste
sie auf)688.
Hoe streng en onverbloemd en duidelijk Jezus ook sprak, was
zijn onderricht toch zeer aangenaam en leerrijk voor zijn
toehoorders; het bracht hun lumineuze, verrassende
688 Dit betekent wellicht: Hij wees de valsheid van die betekenissen aan,
maar wij menen eerder te doen te hebben met een onnauwkeurige
weergave van Jezus’ woorden door K. of Brentano.
Op grond van verdere passages (nr. 1272, midden en 1299), menen wij dat
hier gezegd had moeten zijn: “Hij sprak van de tegenstrijdige
betekenissen, waartoe zij hun goden wilden herleiden, b.v. tot
natuurkrachten, zoals de vruchtbaarheid, het leven, de dood, het
herleven in de lente, enz.”
Zij wilden hun goden waaraan zij niet meer geloofden, in betekenissen
oplossen, (Er löste sie auf) om er zich mee te kunnen verzoenen.
Dit was een stroming onder de filosofen in Jezus’ tijd, zoals wij door
Eusebius en Filo weten.
Fascikel 25
2454
|