balken, waarop de vrachten geladen zijn. Ik meen dat die
vreemdelingen gedeeltelijk wegens de oogst hier gekomen zijn
met koopwaren welke zij tegen graan zullen ruilen.
Jezus hield deze morgen (5 mei) een zeer langdurige
lering voor de Joden en de heidenen, die op de
leerplaats bij de doopvijver vergaderd waren.
Hij leerde over de oogst en de vermenigvuldiging van
het graan, en welk een zwarte ondankbaarheid het
was zo onachtzaam, lauw en lichtzinnig om te
springen met Gods grootste wonderen en weldaden;
en hoe die ondankbaren gelijk het stro en het
onkruid in het vuur geworpen zouden worden en
branden. Hij gebruikte ook deze gelijkenis: zoals uit
één graantje eindelijk (na verloop van tijd) een
ganse oogst voortspruit, zo zijn ook alle wezens
voortgekomen uit de hand van de enige almachtige
God, de Schepper van hemel en aarde, de vader van
alle mensen, die hun het voedsel verschaft, hun
beloner of straffer zal wezen.
Hij zegde ook dat zij zich wendden tot de schepselen
en tot dode blokken (van afgoden) in plaats van tot
hun God, hun Vader, en dat zij aan de wonderen van
God ongevoelig voorbijgingen, terwijl zij de
schitterende, maar toch zo armzalige werken van
mensen, ja, van elke goochelaar en tovenaar
aangaapten en bewonderden en – erger nog – hem
eer en hulde bewezen.
1266.
Hier kwam zijn redevoering op de heidense goden, op
de belachelijke, verwarde, tegenstrijdige
denkbeelden, welke de heidenen er van hadden, op
de dienst waarmee zij ze vereerden en eindelijk op de
Fascikel 25
2453
|