beladen waren698. Zij hadden een hoeveelheid wol aan hun
schouderen gehecht, sponnen met de ene hand de draad en
wonden hem op om een soort klos, die zij met de andere hand
gedurig draaiden, en wanneer de klos vol was, wonden zij de
draad er weer af op een andere rol of haspel, die zij aan hun
gordel vastgehecht droegen.
Jezus nam het aanknopingspunt voor zijn gesprek
met hen uit hun arbeid. Hij begon met hen te loven
om hun vlijt en zo kwam Hij op de vraag: “Voor wie
doen jullie al deze moeite en arbeid?” Dan vestigde
Hij hun aandacht op de Schepper en Behoeder van
alle dingen, op de dankbaarheid jegens God en op
Gods barmhartigheid met de zondaars en alle
verloren schapen, die ronddwalen en hun Herder
niet kennen.
Hij onderrichtte hen zeer zacht en liefelijk, en zij waren diep
ontroerd en blij en zij wilden Hem allerlei dingen ten geschenke
geven, maar Jezus zegende hun kinderen en
verwijderde zich.
698 Bokken beladen met wol. – “Een bepaald soort van grote schapen
werden in het Oosten als lastdieren gebruikt.” (Géogr. univ. V, 445), zoals
ook nu nog op Cyprus het inheems melkvee als trekdieren gebruikt wordt
(‘The Island of Cyprus’, 138).
Meerdere trekken van K.’s beschrijving van het spinnen dezer Arabische
vrouwen vindt men terug in de beschrijving van het spinnen van geitenhaar
tot tentdoek in ‘t H. L. 7e jg. blz. 4.
Om goed te verstaan zou men het eerst moeten zien, te meer omdat dit
werk misschien wel van persoon tot persoon of gewest tot gewest verschilt.
Fascikel 25
2503
|