Volgens de legende had Hij met een gouden dolk, die hij van God
zou ontvangen hebben, vele landen verdeeld en bevolkt en overal
zegen verspreid.
1315.
Zij ondervroegen Jezus nopens de wonderen die men aan deze
Dsemsjid toeschreef.
Jezus antwoordde hun dat deze Dsemsjid een vorst
geweest was met grote natuurlijke begaafdheden, een
man van vernuft, met grote wereldse wijsheid, die
zich na de verstrooiing van de mensen – deze was het
gevolg van de talenverwarring bij de torenbouw van
Babel – aan het hoofd van een volksstam geplaatst
had, waarmee hij volgens zekere regels landen in
bezit genomen had en deze onder hen wijselijk
verdeeld had. Andere stamaanvoerders hadden op
erger wijze huisgehouden dan hij. Dat Dsemsjid het
minder bont gemaakt had dan die anderen, dit
kwam alleen daaruit voort dat het volk, waartoe hij
behoorde, minder bedorven was dan de meeste
andere stammen.
Jezus toonde hun evenwel ook aan hoe vele grote
daden die hem toegedicht werden, hoe vele verhalen
die voor zijn rekening in omloop waren, uit louter
fabels bestonden. “Hij is,” zegde Jezus, “een vals
evenbeeld, een mislukt namaaksel, een soort
kunstmatig tegenhanger van de heilige priester en
koning Melchisedek.
Vestig liever uw aandacht op deze hogepriester en op
het geslacht van Abraham, want op het tijdstip dat de
volkerenstroom in beweging kwam, zond God
Melchisedek tot de beste families om ze te leiden, te
verenigen, hun landen en woonplaatsen te bereiden
Fascikel 25
2557
|