Daarna keerden zij tot de bron bij de school terug, waar voor
Jezus en de anderen op een stenen bank een kleine maaltijd
opgediend werd. Deze bestond uit een soort saus in schotels, die
wel honig kon zijn, uit lange stokken van een zekere spijs (cfr.
fasc. 24, nr. 1243), waarvan men sneden of stukjes op het brood
legde, uit broodkoeken en ook vruchten; men dronk uit kleine
kruikjes.
1281.
Deze bron was waarlijk prachtig en lag binnen een hoge wand of
wal die vol bomen stond; men daalde met vele treden in de
omvang van de bron; hier was het zeer koel en lommerrijk.
De vrouwen woonden afgezonderd van de school; gesluierd
dienden zij de spijzen op. Jezus leerde over het Onze
Vader.
‘s Avonds vergaderden de graansnijders in de school en Jezus
gaf nog de uitleg van de parabelen, die Hij verteld
had. Hij leerde over het manna, over het dagelijks
brood en het HEMELSE brood.
Genezing van een waterzuchtige vrouw.
Daarna ging Jezus nog met de leraar en enige anderen in
verschillende hutten tot zieken en genas verscheidene
lammen en waterzuchtigen. Deze zieken lagen meestal in
kleine kamers, tegen de huizen aangebouwd; zo kwam Hij ook bij
een lijvige vrouw met de waterzucht; haar hokje was niet groter
dan haar bed en open aan het voeteinde, waar zij op een klein
bloementuintje kon zien; het dak was licht en kon geopend
worden, zodat zij de hemel kon zien.
Mannen en vrouwen naderden met Jezus tot haar hut. Zij namen
er het dak van weg en Jezus vroeg haar: “Vrouw, wilt ge
weer gezond worden?”
Fascikel 25
2482
|