Derketo, haar dochter en kleindochter werden, volgens de
normale levensduur van die tijd, zeer oud; het waren geweldige,
grote, machtige mensen, die ons nu met hun schoonheid bijna
schrik zouden inboezemen; zij waren ongelooflijk stoutmoedig,
geweldig, agressief, schaamteloos en zij handelden met een
uitzonderlijke zekerheid, gedurig in hun boze geest in de toekomst
vooruitziend en vol zelfvertrouwen, want zij voelden zich
uitverkoren en als goden; zij waren een herhaling van die oudere,
nog woeliger tovenaars op het hoog gebergte, die in de zondvloed
omkwamen.
De weg van het heil.
1278.
Aandoenlijk is het te zien hoe de rechtvaardige oudvaders, hoewel
met vele goddelijke openbaringen begunstigd, zich toch ten koste
van voortdurend lijden en strijden, tussen al die gruwelen door-
heen moesten werken en hun eigen weg banen; en hoe de
zaligheid langs verborgen, moeilijke wegen eindelijk tot de aarde
kwam, terwijl aan die duiveldienaars alles ten dienste stond en
meesloeg. (Treffende beschouwing! te vergelijken met de
eindbeschouwing van fasc. 23, nr. 1100).
Toen ik dit alles zag en rondom die godinnen de wijde kring vol
intense bedrijvigheid en de schitterende eredienst, die zij op aarde
wijd en zijd genoten, en dan daarnaast dit klein gezelschap van
Maria, met wiens voorafbeelding, nl. de wolk van Elias, die
wijsgeren hun afstotelijke dwalingen wilden verbinden; en toen ik
ook Jezus, de vervulling van alle beloften, die daar arm en
geduldig zijn leer verkondigde, vóór hen staan en het kruis
tegemoet treden zag, ach! wat stemde dat me treurig, wat vond ik
dat toch spijtig! en toch was het niet anders dan de geschiedenis
van de waarheid en van het licht, dat in de duisternis is gekomen
om haar te verlichten, maar door de duisternis niet werd begrepen
noch aangenomen tot de dag van heden.
Fascikel 25
2475
|