Reden van Jezus’ komst naar Cyprus.
1290.
Ik had vandaag groot verdriet bij het vooruitzicht dat Jezus’
onvermoeide inspanningen op Cyprus zo weinig vruchten zouden
dragen, zo weinig dat men, zoals de Pelgrim zegt, nergens, ook in
de H. Schrift niet, iets van deze reis vermeld vindt, en dat er zelfs
niet in gezegd wordt dat Paulus en Barnabas daar veel tot stand
gebracht hebben; maar ik had een visioen daarover en ik herinner
me nog het volgende ervan.
Jezus heeft op Cyprus 570 zielen gewonnen, heidenen en
Joden; zij zijn Hem gedeeltelijk aanstonds, gedeeltelijk later
gevolgd.
Ik heb gezien dat de zondares Merkuria met haar kinderen Jezus
spoedig gevolgd is en veel geld en goed met zich heeft
meegenomen. Ik heb haar bij de H. Vrouwen gezien. Later, bij
de stichting van een christelijke nederzetting rond Ofel tot tegen
Betanië, zag ik haar aan de diakens grote geldsommen geven voor
het onderhoud en de onderbrenging van de gelovigen.
Ik zag ook dat Merkuria tijdens een opstand tegen de christenen
vóór de bekering van Saulus gedood geworden is; het geschiedde,
toen deze met grote woede naar Damascus trok.
Na de afreis van Jezus weken vele Cyprioten, heidenen en Joden,
met geld en goed naar Palestina uit; zij trokken er geleidelijk al
hun rijkdommen uit en dit verwekte een grote weerstand en gemor
onder de andersgezinden van hun familie, die zich daardoor
gekrenkt, verongelijkt en benadeeld waanden; men maakte Jezus
uit voor een bedrieger.
Joden en heidenen spanden tezamen, niemand mocht nog van
Hem spreken. Vele mensen werden aangehouden en gegeseld; de
heidense priesters martelden hun onderdanen en dwongen hen te
offeren.
Fascikel 25
2506
|