(De blinde voorhofmuur grensde aan de straat. Achter deze muur
liep een zuilengang rond het voorhof; de bewoners stonden op het
terras van de zuilengang en dit terras was afgezet met traliewerk.
Over deze tralies ziende of er op leunend keken zij Jezus op de
straat na.)
Op de hoeken van enige straten en onder bogen (d.i. onder
openbare zuilengangen, die parallel met de straat vóór de huizen
liepen) stonden heidense vrouwen met scharen van kleine
kinderen, die steeds drie en drie achter elkander gerangschikt
waren. De vrouwen waren gesluierd, zij bogen diep voor Jezus;
hier en daar traden kinderen en ook wel vrouwen vooruit en
reikten Jezus of zijn leerlingen kleine geschenken over. Dit
waren bundeltjes welriekende kruiden, kleine busjes reukwerk,
ook kleine bruine koeken en welriekende figuren in verschillende
vormen, b.v. van sterren. Dit scheen hier in het land het
gebruikelijke teken van eerbiedige verwelkoming te zijn.
Jezus vertoefde enige ogenblikken met een vriendelijk
en toch ernstig gelaat bij deze kinderen en vrouwen
en zegende ze met de hand, zonder ze aan te raken.
Hier en daar zag ik afgodsbeelden staan, maar het waren geen
kunstige, naakte beelden in menselijke gestalte, zoals in
Griekenland en te Rome, maar figuren of beelden, zoals in Sidon,
Tyrus en Joppe. Ik zag er die van onderen als met vleugelen of
schubben bedekt en in het midden dunner en omgordeld waren; ze
hadden een vrouwenborst en van boven armen en stralen, ofwel
vele groter en kleiner vleugelen. Ik zag er ook enige die als
busselkinderen omwonden waren.
1261.
Dieper in de stad kwamen hoe langer hoe meer mensen op de weg
van Jezus toegelopen en op de grote markt stroomden zij van alle
kanten samen.
(Zie fasc. 24, nr. 1245, voetnoot 677 –beschrijving van Salamis. Het
aldaar vermelde waterreservoir is de hier vermelde bron, ‘Brunnen’,
Fascikel 25
2442
|