Bij die gelegenheden bleek het ook dat de lijkbank boven niet effen was,
maar een uitdieping had in de vorm van een omwikkeld lijk. Dit staat vast uit
de verklaringen van ooggetuigen die de bank bloot en onbekleed gezien
hebben.
“Overigens”, zo zegt Leroux, “waren lijkbanken met uithollingen niet
zeldzaam.” (blz. 90-91).
“De uitgediepte bank was altijd vast aan de rotswand en dus in de levende
rots uitgehouwen.” (cfr. Prat, J. Chr. II, 545).
Dit is ook het geval met Maria’s graf in de Kedronvallei (D.B. Marie, k. 803;
Guérin, T. S. 116; Beaufays, O. L. Vr. 206), en volgens K. ook met de
lijkbank van Maria’s graf te Efeze; ook met de graven bij het
Dominikanerklooster te Jeruzalem (Leroux, 90-91) en met graven te Aboe-
Gosj (Prat, J. Chr. II, 545-546-547).
“Men vindt graven met lijkbanken waarin de vorm van een lijk uitgehouwen
is, of ook waarvan een opstaande kant aan de lijkbank de vorm van een trog
of kist geeft.” (’t H. L. 5e jg. 55).
V. Guérin zegt over Jezus’ graf: “Het is door achtereenvolgende
verwoestingen verminkt, niet meer geheel, maar toch gedeeltelijk bewaard.
Dit blijkt:
1) uit het formeel getuigenis van Bonifatius van Ragusa, die in 1555 de H.
Grafkapel heeft laten herbouwen.
2) uit het getuigenis van pater Trifone Lorez, een Spanjaard, die in 1852
nog leefde en die ik op mijn eerste reis naar Jeruzalem in dit jaar heb
kunnen ondervragen. Deze eerbiedwaardige grijsaard was in 1808
getuige geweest van de afbranding van de koepel en een deel der
basiliek en hij had het gebouwtje en de rotsbank naakt gezien, nadat de
Grieken de marmerbekleding ervan weggenomen hadden om het te
kunnen herbouwen.
In overeenstemming met Bonifatius van Ragusa, verzekerde hij mij dat
nog een aanzienlijk gedeelte van het oorspronkelijk graf overblijft.
Tegen de noordwand van de kleine grafcel verheft zich Jezus’ lijkbank tot
0,77 m boven de grond. Het is een soort rechthoekige bak of trog,
uitgehouwen in de levende rots, waarin Christus’ lichaam neergelegd werd
als in een kist. De bank meet met de witmarmerbekleding 2 m bij 0,90 m.
Men beeldt zich gewoonlijk in, zo vervolgt Guérin, dat het marmerblad of de
tafel, die het graf bedekt, niet een ledige sarcofaag of kist sluit, maar op een
effen rotsbank zonder uitdieping ligt, waarop ook Jezus’ lichaam lag, maar
dit is een grove dwaling.
Fascikel 32
589
|