Bij Gams wordt verder gezegd dat Almeria, de oude bisschopsstad Urci,
de traditie bewaart dat Indaletius, Ktesifon en Jakobus de Meerdere daar
de eerste geloofsverkondigers en bisschoppen geweest zijn.
De opwerping van Perez dat de eerste geloofsboodschappers naar
Spanje van Rome uit gezonden werden, wordt gemakkelijk weerlegd.
In dit geval moet dit verstaan worden van een tweede komst na hun
bisschopswijding te Rome. Ook de moeilijkheid van Perez, voortvloeiend
uit het feit dat Pelagius 6 andere leerlingen noemt dan die welke
genoemd zijn in de perkamenten oorkonde, heeft geen waarde, want
tegen het einde van zijn werkzaamheid in Spanje had Jakobus, volgens
K.E., 12 voorname leerlingen. Twee van de daar genoemde leerlingen,
nl. Theodorus en Athanasius, worden ook in nog een andere
overlevering als leden van de grafwacht genoemd.
K.E. beweert dat ook Saturninus in Spanje gearbeid heeft, althans enige
tijd, en dit wordt bevestigd door een plaatselijke traditie van Pamplona,
die hem een geloofsverkondiger van hun stad noemt.
Ondanks (trots) zo vele grondige argumenten wordt de werkzaamheid
van Jakobus toch nog door vele historici in twijfel getrokken, b.v. door
Baronius, die ze eerst verdedigd had; door Natalis Alexander, en ook
door Hefele in zijn artikel Compostella in Kirchenlexikon, op grond van 5
redeneringen, die echter in Stadt Gottes in een lange nota (blz. 511)
afdoende weerlegd worden.
d) Het Cadix, door K.E. genoemd, is wel degelijk het Cadix aan de
Atlantische oceaan, waar Jakobus aanlandde, na door de zeestraat van
Gibraltar gevaren te zijn, niet Cadiz of Guadiz in het zuidoosten van
Spanje, niet ver van Grenada. Dit Cadiz wordt gehouden voor de oudste
bisschopsstad in Spanje en dit gaf aanleiding tot de dwaling dat deze
stad het eerste toneel zou geweest zijn van Jakobus’ apostolaat in
Spanje.
e) Jakobus’ werkzaamheid in Spanje heeft geen tekort aan onderlegde
verdedigers. Deze traditie kan b.v. wijzen op de bollandist P. Cuypers en
op de protestant Fabricius.
(= ‘De bollandisten’ vormen een instituut opgericht door de jezuïeten dat
zich bezighoudt met hagiografie, het beschrijven van de heiligenlevens.
De naam verwijst naar de jezuïet Jean Bolland (1596-1665).)
De eerste heeft in een geleerd werk vele argumenten voor de Spaanse
traditie verzameld, zodat de genoemde bestrijders, in het bijzonder
Natalis Alexander er beslissend door weerlegd zijn.
Reeds vroeger hebben de Spanjaarden hun traditie zo duidelijk
bewezen, dat ze als een geschiedenisfeit in het brevier behouden bleef.
Bij een verbetering van het brevier onder Paus Klemens VIII stond men
Fascikel 32
681
|