Perez redeneerde als volgt:
De bedrieger is op dat plan gekomen naar aanleiding van de toen bekend
geworden, doch valse en aan Fl. L. Dexter toegeschreven kronijk
(= tijdboek, waarin de voornaamste gebeurtenissen, naar volgorde van tijd,
beknoptelijk staan opgesomd of vermeld), omdat in deze kronijk Ktesifon,
Hiscius en Coecilius samen genoemd zijn als leerlingen van Jakobus de
Meerdere.
Het is waar, redeneert Perez, dat een oud gotisch perkamentschrift zegt:
“De volgende geloofsverkondigers zijn te Cadix aangeland en hebben zich
van daar uit over Spanje verspreid en zich naar de volgende plaatsen
begeven:
-
Torquatus bleef te Acci (Cadix, westelijk van de straat van Gibraltar).
-
Hesychius (of Hiscius) ging naar Carzesa (Garzorla);
-
Indalesius ging naar Ursi (Almeria of Orce bij Galera);
-
Secundus ging naar Abula (Avila);
-
Coecilius naar Eliberri (Sierra Elvira bij Grenada);
-
Eufrasius naar Iliturgi (Andujar);
-
Ktesifon naar Berge. (Berge wordt verschillend vereenzelvigd, en wel,
naar de mening van een auteur, om de goede reden dat er niets van
overblijft en het niet meer bestaat; men denkt dus, hetzij aan Verja in
Aragonia, hetzij aan Verga in Grenada, hetzij aan Vera-aan-zee, tussen
Cartagena en de kaap di Gata, beide in het zuidzuidoosten)
In deze steden en omgeving hebben zij het geloof gepredikt, zijn ze
gestorven en werden hun relikwieën of lichamen vereerd en bewaard.
Dit nu is in strijd, beweert Perez, met het feit dat deze leerlingen van Rome
uit, door de apostelen naar Spanje gezonden werden.
Voorts noemt slechts één enkel geschrift of document hen leerlingen van
deze apostel, en wel een document dat de overbrenging behandelt van het
lijk van Jakobus naar Spanje en dat aan Paus Callixtus toegeschreven en
voor vals erkend wordt.
Voorts moeten, zo besluit Perez, volgens de meer betrouwbare
geschiedenis van Spanje door Pelagius, bisschop van Oviedo, als leerlingen
van Jakobus de Meerdere beschouwd worden: Caloseras, Basilius,
Chrysogonus, Theodorus, Archanasius en Maximus.
Het hoofdbewijs van het bedrog is dit, zegt Perez:
Volgens de gegevens van de loden tafels heeft Ktesifon vóór zijn bekering
Abenadar geheten, wat een Arabische naam is, terwijl de 7 andere allemaal
een Latijnse of Griekse naam dragen; het heeft geen zin er een Arabier bij te
betrekken; het is niet te verklaren, want nog nooit had een Arabier een voet
Fascikel 32
678
|