Bijvoegsel uit een vroegere beschouwing.
In de oorspronkelijke uitgave van ‘Het Bitter Lijden’ staat hier nog een
vierde toevoegsel, nl. een verhaal uit Jezus’ openbaar leven, waarin
eveneens sprake is van een wijnpers evenals de hierboven beschrevene.
Dit is het enig verband dat dit verhaal heeft met de lijdensgeschiedenis
van Jezus. Dit verhaal vindt men volledig in fasc. 28, nr. 1606 tot 1609.
Het is dus geheel onnodig deze bladzijden hier nogmaals te plaatsen.
Als Brentano ‘Het Bitter Lijden’ publiceerde waren die bladzijden nog
onbekend.
Nu geven wij nog de toevoegsels, die in het oorspronkelijke ‘Bitter
Lijden’ geheel aan het einde van het boek geplaatst zijn. Ze handelen
over Jozef van Arimatea, Longinus (of Kassius) en Abenadar. Hier zal de
lezer zich nog veel van deze personen herinneren.
Kanaänietische oorsprong is (dus overoud). Het systeem bestaat uit 2
enorme stenen (of stenen staken of lijsten) die parallel rechtop staan. Ze
zijn min of meer vierkantig gemaakt en dragen een derde steen als een
bovendrempel. In de verticale stenen is aan de binnenkant een groef en
hierin ging een grof en zwaar stuk hout op en neer om de olijven te pletten;
het sap ervan vloeide in het bekken dat er onder stond. Een zware
handboom vergemakkelijkte het opheffen van het houten pletblok of van een
plank die met een gewicht verzwaard werd en die dan uit kracht van haar
eigen zwaarte met geweld op de olijven neerviel.” (Galilée, II, 41-42).
Vanzelfsprekend is verondersteld dat de olijven in een bak van steen of hout
lagen en dat in de bodem van de bak openingen waren, waardoor het sap in
het bekken liep. Dus geheel hetzelfde systeem als de pers uit de tijd van
Jafet, zoon van Noë.
Dit oliepersmodel is zeker een van de alleroudste, daar het tot Noë
teruggaat. De hoogte moet ongeveer die van een deur zijn, aangezien
Guérin verklaart dat oppervlakkige onderzoekers zulke nog rechtstaande
stenen voor deurstijlen genomen hebben.
Fascikel 32
665
|