Farizeeën hen gerust: zij zouden er wel voor zorgen, beloofden
zij, dat alles in orde kwam.
2036.
Intussen verschenen de 4 wachten die door Pilatus naar Kaïfas
gestuurd waren en dezen bleven bij de verklaring die zij voor de
landvoogd hadden afgelegd. Het nieuws had zich nu ook reeds
verspreid dat Jozef van Arimatea bij gesloten deuren op
onverklaarbare wijze uit zijn kerker was gebroken. Toen nu de
Farizeeën de waarheidstrouwe soldaten ervan verdacht wilden
maken dat zij, in verstandhouding met de leerlingen, tot de
ontvoering van het lijk hadden bijgedragen en toen zij onder
zware bedreigingen hen geveinsd verplichten wilden dat lijk weer
te voorschijn te halen, antwoordden die mannen dat zij dat
evenmin konden als de wachten van Jozef van Arimatea hun
verdwenen gevangene in de kerker terug konden brengen.
Zij verdedigden zich dapper en waren door bedreigingen noch
omkoping tot zwijgen te brengen, noch tot geheimhouding te
bewegen. Ja, zij spraken vrijmoedig en met luider stem over het
onrechtvaardig vonnis van vrijdag laatst en hoe daardoor de
viering van het paasfeest niet was kunnen doorgaan.
Ziende dat er niets met hen aan te vangen viel, grepen zij hen vast
en sloten hen op. De anderen echter brachten het praatje in
omloop dat Jezus’ lijk door de leerlingen gestolen was, terwijl de
wachten sliepen. Sedertdien lieten de Farizeeën, de Sadduceeën
en Herodianen die leugen overal verspreiden en zelfs in alle
synagogen van geheel de wereld bekend maken, terwijl zij er nog
smaad en laster tegen Jezus aan toevoegden (cfr. Mt. 28, 15)208.
208 Wanneer bij de een of andere gelegenheid deze leugen in de synagogen
herhaald werd, gaven alle aanwezigen door hun gejouw hun verachting voor
Jezus te kennen, zoals zij het ook op het feest van Poerim deden, niet alleen
tegen Aman, maar ook zelfs tegen Jezus. (Zie fasc. 13, nr. 427, voetnoot
190).
Fascikel 32
730
|