Jonadab beloond voor zijn medelijden met de
Heer (Aanvulling bij fascikel 31, nrs. 1925-1926).
2001.
Jonadab, die door een inwendige angst uit de tempel naar
Kalvarië gedreven werd om Jezus zijn zweetdoek ter bedekking
van zijn naaktheid aan te bieden, was een zoon van een broer van
de H. Jozef, de voedstervader van Jezus. Hij was uit het gewest
van Bethlehem.
Na zijn werk van barmhartigheid op Golgota, ijlde hij naar de
tempel terug doch, toen daar het slachten van de paaslammeren
door de duisternissen, de aardbeving en het verschijnen van doden
onderbroken werd, begaf hij zich haastig huiswaarts, want zijn
moeder en vrouw waren ziek en zijn kinderen nog klein. Ik zag
de goede man naar huis snellen, in zijn hart geheel veranderd,
want vroeger had hij zich weinig aan Jezus’ leer en leven gelegen
laten liggen en dit was enigszins het gevolg van het feit dat zijn
vader, een stiefbroeder van de H. Jozef, zo ik meen, de Heer
evenmin bijzonder genegen was.
Zijn vader was die broeder van Jozef, aan wie deze laatste, toen
hij hem in de grot van Bethlehem kwam bezoeken, de overtollige
ezel tegen geld verpandde. Dit geld had Jozef nodig om de H.
Driekoningen behoorlijk te onthalen. Jozef wist van Maria dat
hun komst aanstaande was.
2002.
Toen Jonadab halverwege gekomen was, zag ik zijn moeder,
vrouw en kinderen hem tegemoet komen. Tot zijn grote
verwondering trof hij ze fris en gezond aan. Hij kon zijn ogen
niet geloven, want hij had hen zeer ziek thuis achtergelaten. Ik
zag dat zij hem omarmden en hem vertelden hoe zij de
gezondheid op wonderbare wijze terug bekomen hadden.
“Kort na de middag”, zo verhaalden zij, “was een majestueuze
vrouw vóór hun bed getreden en had gezegd: “Staat op en ijlt
Fascikel 32
651
|