(Zinsnede uit een vorige passage naar hier verplaatst:
“Ook vandaag zag ik hen het grootste gedeelte van de tijd hier
vergaderd, nu eens gescheiden, dan weer voor het gebed en de
sabbatlezing onder de lamp bij elkaar.
Ook kwam af en toe nog een leerling aan en zij deden voor
hem open.”)
Ik zag ook dat af en toe nog een aankomende aan de deur
aanklopte, dat dan één van hen met vrees de deur ging openen en
in gesprek met hem trad.
Allen waren met eerbied vervuld voor Joannes, maar voelden zich
tevens beschaamd en verlegen tegenover hem, omdat hij bij de
dood van de Heer tegenwoordig was geweest. Doch Joannes was
vol liefde en toegevendheid jegens allen; onbevangen en zonder
heerszucht als een argeloos kind, verloor hij niets van zijn
eenvoud en bescheidenheid. Ik heb hen ook eenmaal zien eten;
zij hielden zich overigens zeer stil en de deuren bleven gesloten.
Men kon hen hier ook niet verontrusten of lastig vallen, want het
huis behoorde aan Nikodemus en zij hadden het voor het
paasmaal gehuurd.
2000.
Ik zag ook weer de H. Vrouwen in de donkere zaal van Maria’s
woning, die alleen met een lamp verlicht was; zij bleven daar met
gesloten deuren en afgedekte vensters tot de avond vergaderd. Nu
eens rangschikten zij zich om de H. Maagd onder de lamp om te
bidden en dan weer trokken zij zich elk afzonderlijk in de kleine
beschoten (beschieten = met planten bekleden; betimmeren) cellen terug,
sloegen een rouwsluier over hun hoofd en gingen zitten, hetzij in
de lage, met as bestrooide beddebakken om rouw te plegen, hetzij
met het aangezicht naar de muur gekeerd om te bidden180.
180 Tot de rouwpleging, waar de vrouwen zich hier aan overgeven, behoren
een hele reeks praktijken, zoals het hoofd met asse bestrooien, in
rouwgewaad of soort zak gehuld in de asse neerzitten of in de as neerliggen,
enz.
Fascikel 32
648
|