De nacht vóór de Verrijzenis. – Jezus vertoont
zijn nog onbezield lichaam aan zijn Vader en aan
zijn Moeder.
2020.
Kort hierop zag ik nogmaals het graf van de Heer. Alles was er
stil en rustig. Zowat 6 of 7 wachten zaten of stonden tegenover en
rondom de grafheuvel. Kassius had de gehele dag zijn plaats in
de gracht voor de ingang van de spelonk slechts zelden voor korte
ogenblikken verlaten. Hij stond daar nu weer beneden, verzonken
in beschouwing en vol verwachting; grote genaden en
bovennatuurlijke verlichtingen waren hem ten deel gevallen;
inwendig begreep hij veel; hij kreeg aanschouwingen die hem
grondig ontroerden.
Het was nacht en de lantaarnen of vuurpotten vóór de grafgrot
vormden met hun schijn een heldere, ruime lichtkring. Mijn
beschouwing wendde zich aanbiddend naar het heilige lichaam
dat daar nog onveranderd rustte, in zijn doeken gehuld, met een
lichtkrans omgeven en tussen 2 engelen. Sinds de graflegging
heb ik hen ononderbroken in stille, eerbiedige aanbidding aan het
hoofd en aan de voeten van het heilige lichaam gezien; zij
verschenen mij in een volkomen priesterlijke gestalte en door hun
houding en hun op de borst gekruiste armen herinnerden zij mij
aan de kerubs op de Verbondsark, behalve dat ik geen vleugelen
aan hen zag.
De hele begrafenis en de lijkbank van de Heer herinnerden mij
overigens keer op keer zeer levendig aan de Verbondsark in de
verschillende tijdperken van haar geschiedenis.
Het is mogelijk dat Kassius dat licht en die engelen aanschouwde
en dat hij daarom de blik bestendig op de gesloten grafdeur
gevestigd hield als in opgetogenheid, zoals iemand die met
levendig geloof het H. Sacrament aanbidt.
Fascikel 32
703
|