de deur en nu verzegelden zij die banden met een
halvemaanvormig schild. Hierna keerden zij naar de stad terug en
de wachten namen hun plaats in tegenover de buitenste deur. (Zij
vatten dus post in de gracht dichtbij het vlechtwerk dat de
voorkamer afsloot). Zij losten elkander af; altijd waren er 5 of 6
bij het graf; de overigen liepen nu en dan naar de nabije stad om
eetwaren of iets anders te halen, doch Kassius verliet geen
ogenblik zijn post; hij stond of zat meestal in de gracht vóór de
ingang van de spelonk, en wel met zijn aangezicht naar ’t
voeteind van de lijkbank, die achter de gesloten deur verborgen
was.
Hij had grote inwendige genaden ontvangen en was deelachtig
geworden aan de beschouwing in de geest van grote geheimen.
Hij verkeerde het grootste gedeelte van de tijd in een toestand van
wonderbare en bovennatuurlijke verlichting, iets wat hem tot nog
toe totaal vreemd was geweest. Als een bedwelmde was hij voor
al het ander uitwendige rondom hem ongevoelig. Eerst hier werd
zijn ommekeer volkomen. Als een geheel nieuw mens bracht
hij de dag door in gevoelens van berouw, van dankzegging en
aanbidding.
Nachtelijk bezoek aan de tempel.
1995.
Reeds is verhaald hoe de vrouwen (in hun eigen verblijf) na een
korte rust weer opstonden voor het middernachtelijk gebed. Toen
zij het geëindigd hadden en ook de mannen in het Cenakel met
hun gebed onder de lamp klaar gekomen waren, klopte Joannes
met enige leerlingen aan de deur van de zaal der vrouwen aan en
aanstonds hulden zij zich in hun mantels en volgden met de H.
Maagd de leerlingen naar de tempel.
Ongeveer op hetzelfde ogenblik waarop het graf verzegeld werd,
zowat om 3 uur in de morgen, zag ik de H. Maagd met de andere
Fascikel 32
642
|