Ik zag de verschijning nu stadwaarts zweven en de H. Maagd,
gehuld in haar mantel, in gebed neerknielen op de plaats die de
Heer haar had aangewezen. Het kon nu wel over 12 zijn, want
Maria had een vrij lange tijd aan haar kruisweg besteed.
2024.
Ik zag hoe de stoet van de Heer de gehele kruisweg
bewandelde200. Aan de vergezellende zielen werden alle
folteringen en mishandelingen van Jezus aangetoond en de
engelen verzamelden op mysterieuze wijze alle deeltjes van zijn
heilig lichaam, die men Hem in zijn lijden had ontrukt201.
200 In de evangelieverhalen zijn de bijzonderheden betreffende de Verrijzenis
niet heel duidelijk. De exegeten staan voor een moeilijke en ingewikkelde
taak, wanneer zij alle gegevens in onderlinge overeenstemming willen
brengen. Dit echter wordt goed mogelijk met de hulp die Katarina ons biedt;
zij heeft trouwens gezien wat er van de zaak is en hoe alles gebeurd en op
elkaar gevolgd is en hoe de evangelisten met elkander overeen gebracht
kunnen worden.
Wij zullen daarom keer op keer naar de Evangeliën verwijzen, zonder de
teksten zelf in ons verhaal in te sluiten, waardoor de lezing niet
vergemakkelijkt zou worden.
Gewenst wordt dat de lezers nauwkeurig nagaan hoe in K.‘s verhalen alle
evangeliebijzonderheden tot hun recht komen.
Het besluit van deze controle zal het woord van Augustinus bevestigen:
‘Crede ergo Evangelistae’: Geloof dus aan de evangelist; geloof zonder
voorbehoud aan wat de evangelisten verhalen.
201 De afgerukte stukjes werden weer met Jezus’ lichaam verenigd.
Dit punt wordt ook behandeld door Pesch in zijn theologische boeken.
Hier echter plaats ik een citaat uit Maria van Agreda: “Enige dezer engelen
(die het H. Lichaam bewaakten en aanbaden), hadden op bevel van hun
grote koningin, (nl. der H. Maagd) de relikwieën van het door haar Zoon
vergoten bloed, de stukjes vlees die van de wonden afgescheurd waren,
de haren die uit het hoofd en aangezicht uitgerukt waren, en al het overige
verzameld, daar het behoorde tot het sieraad en de volkomenheid van zijn
Lichaam.” (blz. 373).
Maria van Agreda verhaalt eveneens dat, zoals K. in nr. 2021 gezegd heeft,
de ziel van Jezus haar geschonden lichaam in de toestand waarin de wrede
Joden het gebracht hadden, aan de heilige aartsvaders vóór de Verrijzenis
toonde (blz. 373).
Fascikel 32
710
|