bij de Kalvarieberg aan zijn Moeder verschijnen202.
Hij was onbeschrijfelijk schoon, majestueus en glorievol stralend.
Zijn kleding als een mantel om zijn ledematen geslagen golfde
Hem met de uiteinden in de lucht achterna als spelend op de wind
en glansde blauwwit als rook in de zonneschijn. Zijn grote wijde
wonden blonken; men kon gemakkelijk een vinger leggen in de
wonden van de handen. De wondranden hadden de lijnen van 3
gelijke driehoeken, die in het midden van een cirkel samenkomen.
Uit het midden der handen liepen stralen naar de vingeren toe. De
zielen van de aartsvaders bogen diep voor Jezus’ Moeder203, tot
202 Jezus verscheen aan zijn Moeder, een aantal meters van de
Kalvarieheuvel, nl. bij of op het voormelde rotsterras, dat nu de ondervloer is
van de franciscaanse Maria-kapel (zie nr. 2023, voetnoot 199).
De christelijke traditie heeft onveranderlijk geloofd dat Jezus het eerst aan
zijn Moeder verschenen is, hoewel er in de Evangeliën met geen woord over
gerept wordt (cfr. Pet. Boll. T. 16, blz. 110 en nota).
“Te Jeruzalem, zo sprak de H. Maagd tot Brigitta, hebben wij ook vele heilige
afgestorvenen gezien. Ze waren uit hun graf opgestaan en zijn met mijn
Zoon ten hemel opgevaren. Hun lichaam wacht met alle overigen het
oordeel en de opstanding af. Maar aan Mij, de Moeder van God, verscheen
mijn Zoon eerder dan aan alle anderen, daar ik door een onbegrijpelijke
droefheid overstelpt was; Hij heeft zich handtastelijk aan mij getoond, heeft
mij getroost en mij aangekondigd dat Hij zichtbaar ten hemel zou opvaren.
En hoewel deze eerste verschijning aan mij, overeenkomstig mijn ootmoed,
niet geschreven staat, is het niettemin een waarheid dat mijn Zoon, na zijn
Verrijzenis, zich het eerst aan mij vóór alle anderen heeft vertoond.” (Openb.
VI, 94).
203 De zielen der patriarchen hebben Jezus vergezeld. – Vrome zielen
stellen zich Jezus gaarne aldus voor, zegt Lecanu (geciteerd in Pet. Boll. T.
16, blz. 110), doch dat hun voorstelling op iets stevigers rust dan op vrome
fantasie, nl. op een sterke overlevering, blijkt uit oude kerkelijke hymnen.
Zo belijden wij in een oude lofzang op de vigilie van Pasen: ‘Captivitate
libera Jesum sequuntur agmina’: Uit hun gevangenschap bevrijd volgen
Jezus legers van zielen.”
(vigilie = vooravond, dag voor een kerkelijk feest; vigiliën nachtwaken;
nachtelijke gebeden voor het zielenheil van een overledene voor de
begrafenis)
En verder in dezelfde hymne: “Als een leeuw staat Hij zegepralend op uit het
graf, verplet de kop van de draak en roept met luide stem de doden uit hun
graven te voorschijn!”
Fascikel 32
714
|