gewonde, met bloed gevulde handen! Ach! nu werd het al te
duidelijk welke verschrikkelijke martelingen haar Zoon verduurd
had, welke ontwrichtingen hadden plaats gehad. De gehele romp
was gebroken, de beenderen uitgerekt, de ledematen ontwricht en
daardoor stijf en onbuigzaam geworden. De schouder, waarop
Hij het zware kruis getorst had, was doorsneden en ontvleest (zie
fasc. 31, nr. 1924, voetnoot 119).
1981.
Jezus’ gehele bovenlijf was bedekt met wonden, geselstriemen en
builen. Aan de linkerkant van zijn borst, was ook nog de kleine
wonde zichtbaar, waar de (punt van de) lans aan de overzijde
weer te voorschijn was gekomen (fasc. 31, nr. 1964), en in de
rechterzijde gaapte de grote, wijde lanswonde die dwars door zijn
Hart ging van de ene zijde tot de andere.
Maria waste en reinigde al die wonden en Magdalena, tegenover
haar op de knieën liggend, meestal bij de voeten van Jezus, bood
haar menigmaal haar hulp aan; voor de laatste maal besproeide zij
met de vloed van haar tranen Jezus’ voeten, welke zij zodoende
als met water waste, om ze dan vol tederheid met haar lange
haarlokken weer af te drogen.
Toen nu het hoofd, de romp en heel het lichaam tot de voeten van
alle bloed en vuil gereinigd waren, glansde het heilig lichaam
blauwachtig-wit als uitgebloed vlees en het vertoonde hier en daar
bruine vlekken van gedroogde wonden en plekken van rauw vlees
zonder huid. Zo lag het neer in de schoot van de rouwvolle
Moeder, die de gereinigde ledematen begon te zalven,
aanvangend bij het hoofd.
De overige H. Vrouwen waren om de beurt vóór haar
neergeknield en hielden haar een doos voor, waaruit zij met de
wijsvinger en duim van de rechterhand een soort zalf of andere
kostbare stof nam; hiermee bestreek en vulde zij elke wonde. Zij
goot ook vloeibare zalf over Jezus’ haar en ik zag hoe zij de
handen van Jezus in haar linkerhand hield, ze met eerbied kuste
Fascikel 32
617
|