gronde lagen, schrokken zij en wandelden even verder voorbij de
tuin, naar Golgota toe. Doch Magdalena vergat spoedig het
gevaar en liep de tuin in. Salome volgde haar op een kleine
afstand. Deze beide hadden hoofdzakelijk de aankoop gedaan van
de zalven. De 2 andere vrouwen waren meer vreesachtig en
bleven toeven buiten de tuin.
Ik zag dat Magdalena, toen zij in de nabijheid van de wachten
kwam, schrikkend enige stappen terugdeinsde naar Salome toe,
doch, hun vrees beheersend gingen zij nu allebei samen tussen de
wachten door tot in de grafspelonk. Zij zagen de steen opzij
gewenteld en de deuren waren toegelegd, wat waarschijnlijk
Kassius had gedaan. Met kloppend hart en bange verwachting
opende Magdalena een van de vleugels, staarde op de grafbank en
zag de doeken apart gelegd en ledig. Het kamertje was vol glans
en een engel zat rechts op de lijkbank (Mk. 16, 5).
Magdalena was bovenmate ontsteld en ik weet niet of zij wellicht
woorden van de engel hoorde; ik zag haar zeer bewogen ijlings uit
de tuin snellen en door het poortje van Nikodemus de stad in naar
de apostelen lopen (Joa. 20, 2; zij laat de andere vrouwen met wie
zij gekomen was, achter. Alleen zij brengt op dit ogenblik de
boodschap van Jezus’ verdwenen-zijn aan de apostelen; daarom
maakt Joannes in deze passage geen gewag van die andere
vrouwen).
2029.
Ook van Maria Salome, die niet verder gegaan was dan in de
voorkamer, weet ik niet of zij op dit ogenblik wellicht woorden
van de engel vernomen heeft; ik zag haar aanstonds na Magdalena
met droefheid en schrik uit de spelonk en de tuin vlieden en de
vrouwen opzoeken die vóór de tuin achtergebleven waren om hun
het geziene te berichten.
Dit alles geschiedde in een vlug tempo, snel achtereen en met een
schrikken als voor geesten. De andere vrouwen door Salome op
de hoogte gebracht, waren ontsteld en tevens verblijd en aarzelden
Fascikel 32
717
|