Ik zag dat hij geen priester was, doch slechts diaken en dat hij in
deze hoedanigheid veel rondreisde, Christus predikte en als
ooggetuige zijn lijden en Verrijzenis aan de mensen vertelde.
De vrucht van dit apostolaat was de bekering van ontelbare
mensen en ook de genezing van vele zieken door aanraking van
een fragment van de heilige lans, dat hij in een korte staf
bewaarde en altijd met zich meedroeg. Ook droeg hij steeds een
gedeelte van het heilig bloed bij zich, dat men onder het kruis op
de grond had verzameld.
De Joden zag ik tegen hem en zijn 2 gezellen vol haat en
verbittering, omdat hij de waarheid van Jezus’ Verrijzenis overal
verkondigde en hun wreedheid, leugens, kuiperij en omkoping
van de getuigen aan het daglicht bracht. Dientengevolge zag ik
hoe op aanstoking van de Joden Romeinse soldaten in het
vaderland van Longinus kwamen met de opdracht hem te
arresteren als deserteur, die zonder ontslag de krijgsdienst
ontvlucht was en nu overal onrust stookte; zij moesten hem
terechtstellen.
Ik zag hem op zijn akker aan het werk, toen die soldaten daar
voorbijtrokken. Hij nodigde hen in zijn huis uit, herbergde en
vergastte hen. Zij wisten niet wie zij voor zich hadden en toen zij
hem in vertrouwen het doel van hun komst in dit land te kennen
gaven, liet Longinus zijn 2 vrienden roepen, die niet met hem in
zijn huis woonden, doch in een soort ermitage of
kluizenaarsstichting in de buurt. Toen zij aangekomen waren,
openbaarden hij en zijn vrienden zich aan de soldaten als de
mannen tegen wie zij afgezonden waren. Het was juist een geval
zoals dat met de heilige tuinman Fokas. Deze bekentenis
vervulde de soldaten met spijt, want zij hadden een hartelijke
genegenheid voor hem opgevat.
Ik zag hem nu met zijn 2 gezellen naar een naburig stadje
gevankelijk weggeleid worden en daar een verhoor ondergaan; zij
werden niet opgesloten. Ik zag hen een paar dagen als
gevangenen die zich vrijwillig overgegeven hadden, onbewaakt
Fascikel 32
672
|