die er hun nacht‐ en dagofficies houden. Hun klooster ligt er omheen
(42, 42, 41, 40, 40, 40, 43). Vier halfcirkelvormige treden leiden in de
kapel en hieruit schijnt wel op te maken te zijn dat de ondervloer een
rotsverhoging is, die de ‘steen’ zou kunnen zijn, waarvan Jezus tot zijn
Moeder zegde dat Hij haar op die steen bij Kalvarië zou verschijnen.
‐
Op het zijaltaar links (a) werd lang een aanzienlijk gedeelte van het H.
Kruis bewaard; het werd de paters door de Armeniërs ontvreemd.
‐
Het kleine zijaltaar rechts (b) (epistelkant) heet ‘altaar van de
geselkolom’, omdat er een stuk kolom op bewaard is, dat een deel
van Jezus’ geselkolom zou geweest zijn, maar de authenticiteit van
dit stuk kolom schijnt evenmin betrouwbaar als van de vele andere
dergelijke stukken kolom (cfr. afb. in Suppl. D.B. Colonnes).
Het stuk wordt achter een tralie bewaard. Deze wordt geopend op
woensdag in de Goede Week en wanneer groepen pelgrims die de
relikwie verlangen te vereren, het aanvragen.
De processie is in staties verdeeld en bij elke statie wordt een
godvruchtige oefening gehouden, bestaande uit een hymne, vers en
gebed.
Ze begint in de Mariakapel met een hymne ter eer van het daar
berustend H. Sacrament. Hierop volgt nog in dezelfde kapel de verering
van de geselkolom en van Jezus’ lijden in de geseling.
Wij laten hier deze eerste oefening volgen als model van wat gebeurt bij
de volgende staties.
De volgende verzen zijn een VRIJE overzetting van de Latijnse hymne en
van de gebeden die er bijgevoegd worden.
Laat ons met mond en tong en geest bezingen
des Heren vreeslijk leed en folteringen.
Nu willen wij met liefdevolle harten
de weg betreden van zijn wrede smarten.
Om ons van alle zonde te bevrijden,
van schuld t’ ontslaan, doorstond Hij al dat lijden.
De zware straf heeft Hij op zich genomen
en zegen in de plaats voor ons bekomen.
Hij staat daar aan de zuil omhooggetrokken,
gewrichten, beenderen uiteen gerokken.
Fascikel 32
739
|