Barsabas), van wie ik ook relikwieën aan mijn zijde had staan.
Één van de 3 overigen was één van de 3 herderszonen, die Jezus
op zijn verre reis naar Chaldea en Egypte, na de opwekking van
Lazarus, hadden vergezeld (Eremenzear). De 2 laatste waren van
Jeruzalem.
Ik zag bij Maria ook Maria Heli binnentreden33, de oudere zuster
der H. Maagd, en haar veel jonger halve zuster, een dochter van
Anna uit haar tweede huwelijk. Maria Heli, echtgenote van
Kleofas, moeder van Maria van Kleofas en grootmoeder van de
apostelen Jakobus de Mindere, Simon en Judas Taddeüs, was
reeds een hoogbejaarde vrouw (bijna 20 jaar ouder dan Maria).
Al deze H. Vrouwen woonden hier in de buurt; reeds vroeger vóór
de vervolging waren zij zich uit Jeruzalem in dit gewest komen
vestigen. Vele van hen leefden in rotsspelonken, die men door
houten bekleding en afsluitingen tot behoorlijke woningen had
ingericht.
Bijzonderheden tijdens Maria’s laatste uren.
2218.
Verhaald op 14 augustus 1821. –
In de namiddag van de 14e zegde de zienster tot de schrijver:
“Ik wil u thans de dood van de H. Maagd beschrijven, als ik niet
onderbroken en verhinderd word; ga mijn nichtje maar eens
zeggen dat ze me niet mag storen en in de voorkamer een beetje
moet wachten.”
De naam Justus heeft dus niets te maken met de bekende hogepriester van
deze naam, die 3 eeuwen vóór Christus leefde.
33 Haar oudste zuster Maria Heli. – Hier hebben wij dezelfde vergissing als
bij Jakobus de Meerdere (zie nr. 2214, voetnoot 28).
Ook van Maria Heli had K. een relikwie bij zich.
Fascikel 35
81
|