stad achter (Hand. 18, 3. 19). Zijn vrouw onderwees vrouwen en
kwam tot in Kedar en maakte vele bekeerlingen.
Aquila scheidde van zijn vrouw en verbleef enige tijd bij de
bisschop van Efeze, die na Timoteüs daar gekomen was en die
Onesimus heette.
Toen Aquila met Paulus naar Efeze kwam, was hij zeer ijverig,
maar zijn vrouw was het nog meer. Zij was groot en sterk, van
bruinachtige kleur, en had een bijna mannelijk aangezicht. Op het
hoofd droeg zij een hoge muts, met fijne wol (wollen doek)
omwonden, alsof men het haar boven op het hoofd in een beker
zou steken en het hoofd, samen met de beker, zou omwinden.
(Als wenn man die Haare oben in einen Becker stecken und den
Kopf über diesem Becker zuwickeln würde).
Ook Tekla was zo gekleed.
Later verkoelde Aquila’s ijver. Joannes stelde hem vóór zijn reis
tot bisschop aan in een stad, die enige mijlen van Efeze afgelegen
was. Joannes was weer de opperherder van geheel dit gewest; hij
kwam en ging (in de uitoefening van zijn ambt).
2262.
Toen hij tot Aquila reisde en onderweg het volk onderrichtte,
vond hij de knaap die hij aan Aquila toevertrouwd had. Na 9 of
10 jaren vorderde hij hem terug, en daar hij er niet meer was,
(want hij was rover geworden), zocht hijzelf hem op bij de rovers.
Aquila weende zeer en beterde zich. De jongeling werd ook nog
een deugdzaam man.
Van Onesimus heb ik ook gezien dat hij in Smyrna bij Ignatius
was, toen deze op zijn reis naar Rome, waar hij de marteldood zou
ondergaan, in deze stad kwam. Ook hijzelf werd naar zijn
marteldood gevoerd.
Fascikel 35
189
|