Als men van Jeruzalem aan de westkant van het Meer de landweg
opging, kwam men eerst bij Betsaïda en dan te Kafarnaüm.
Kafarnaüm lag niet dicht bij het Meer zelf, maar verder van het
Meer af aan de westkant van een rivier (wadi Djamoes) die in het
Meer vloeit. Wanneer men aan deze zijde (westzijde) van de
rivier ging, was de afstand van Betsaïda niet groot en ook dit lag
niet heel dicht bij het Meer. (Een voorwijk strekte zich wel tot
bijna tegen het Meer uit; het eigenlijke dorp of centrum lag meer
landwaart in). Aan het Meer waren vele vissersinrichtingen en
het scheen hier overstromingen te maken. Ook lagen tuinen en
velden daartussen en er vloeiden ook verscheidene beken in het
Meer (b.v. de kleine beekjes voortkomend van de 7 bronnen in de
kleine vlakte Tabiga, en ook ten zuiden van Betsaïda).
2238.
Ik zag bij Petrus 2 knapen en een meisje, die meegebrachte
kinderen waren (door zijn vrouw), want hijzelf had geen kinderen.
Verschijnend vertelde Petrus mij veel over zijn zieke
schoonmoeder, hoe zij zich gans aan God had overgegeven en
niet het minste verlangen naar genezing had gehad.
Ik zag ook in een visioen hoe Jezus met de leerlingen in
het huis van Petrus kwam en haar genas, maar niet
Bij Petrus (in het huis bij Kafarnaüm) blijft zijn schoonmoeder, nl. na zijn
huwelijk. Petrus houdt 3 jaar huis als jonkman en trouwt dan met een
weduwe, die woont ten oosten van dit tussendorp in de kleine vlakte Tabiga
bij de beek Djamoes, die uit de nabijheid van Kafarnaüm komt.
De met Petrus hertrouwde weduwe gaat bij Petrus wonen in het huis bij
Kafarnaüm en het huis dat zij in de vallei Tabiga bij de beek verlaat, wordt
betrokken door de vader van Petrus en Andreas, die dus het tussendorp
verlaten, maar weldra trouwt Andreas en betrekt een huis aan de noordzijde
van Betsaïda, nabij de heuvel Oreimeh.
Het huis in de vallei Tabiga komt later, waarschijnlijk na de dood van Petrus’
vader, terug in het bezit en gebruik van Petrus, die beide huizen ter
beschikking van Jezus stelt.
Over deze 2 huizen zegde K. in fasc. 26, nr. 1406: ”Het ene huis is afkomstig
van de vader van Petrus, het andere van zijn vrouw.”
Fascikel 35
141
|