waarop de ouders van Jozef gewoond hadden en ik zag de lijn van
Salano’s voorouders tot in Abrahams tijden toe.
En ik zag dit geslacht zich bestendig naast de stam van Jezus’
voorouders uit zijtakken en onderzijtakken ontwikkelen, zonder
ooit in de stam zelf in te treden, maar ik zag het in een
ondergeschikte dienstbare verhouding blijven.
Ik zag Abraham bij zijn hut op een heuvel neergeknield, en aan de
andere zijde van die heuvel zag ik de hut van de stamvader van
het hier vermelde geslacht, een trouw dienaar van Abraham die
het volste vertrouwen van zijn meester genoot, en ook hij bad
geknield.
Abraham bad voor Sodoma en voor Lot en ik zag in de verte het
gevaar boven Sodoma. Die man was de vader van Eliëzer,
Abrahams dienaar, die zijn hand op diens heup moest leggen en
zweren dat hij een vrouw voor Isaäk uit Abrahams vaderland zou
halen (Gen. 24, 2-4).
Dit geslacht zag ik nu altijd met zijtakken van de tweede of derde
graad uit de stam van Jezus verbonden, en altijd op veld en akker
en in bezitting onderdanig en afhankelijk. Dat de stamvader van
dit geslacht zo trouw bleef aan Abraham en hem niet verliet, ook
niet toen Lot zich van Abraham scheidde, dit werd nu in Alfeüs
beloond, die tot Joakim in dezelfde verhouding stond als zijn
stamvader tot Abraham.
En zo werd de verhouding van de zonen van Alfeüs, in de
geestelijke zin, tot Jezus, gelijk die van boden en herders en
opzichters over de geestelijke kudde.
Brentano:
Het is niet te beschrijven hoe wonderbaar de zienster zulke
geslachtslijnen en familievertakkingen tot duizenden jaren terug,
waarneemt; zij ziet ze fysisch, doch ook zinnebeeldig in de gedaante
van een boom, waarvan de middelstam de rechte stam of lijn is;
zij wist ook welke tak hier de verwantschap van Abraham verbeeldde
en zij tekende dit met de vinger op haar deken; en, nadat zij met de
Fascikel 35
123
|