Ik zag haar in de laatste tijd niets meer tot zich nemen, tenzij nu
en dan een vol lepeltje sap, dat haar meid uit een druifachtige
(trosvormige) vrucht van gele bessen uitperste in het schoteltje dat
op de kleine tafel naast haar legerstede stond.
Tegen de avond voelde de H. Maagd haar einde naderen en nu
verlangde zij, volgens de uitdrukkelijke wil van Jezus, de
samengekomen apostelen en leerlingen en vrouwen te zegenen
en hun een afscheidswoord toe te sturen.
Haar slaapcel was naar alle zijden geopend, de schermen
opengezet; Maria zag er glanzend wit uit, van licht doordrongen
en als doorschijnend; zij zat op haar legerstede opgericht. De
bezoekers bevonden zich bijeen in het voorste gedeelte van het
huis. De apostelen traden nu in het achtergedeelte, waarin zich
Maria bevond en kwamen één voor één in haar opengezette cel
(of alkoof) en knielden bij haar bed.
De H. Maagd bad en zegende elk van de aanwezigen door hem
de handen kruiswijze op te leggen, terwijl zij zijn voorhoofd
even aanraakte. Zij richtte dan nog een woord tot allen
gezamenlijk en liet niets na van wat Jezus haar te Betanië
bevolen had (cfr. fasc. 33, nr. 2117, voetnoot 244).
2219.
Toen Petrus tot haar ging, zag ik dat hij een rol in de hand hield.
Aan Joannes vertrouwde zij de zorg voor haar lichaam toe en
zegde wat en hoe ermee gedaan moest worden; zij droeg hem op
haar klederen tussen haar dienstmeid en een andere behoeftige
dienstvrouw uit het gewest te verdelen. Deze laatste was Maria
zeer dikwijls behulpzaam geweest. De H. Maagd wees daarbij op
het kleerkamertje tegenover haar slaapcel, en ik zag de dienstmeid
er naartoe gaan, de deur ervan openen en weer toedoen. Toen zag
ik al Maria’s kledingstukken, die ik later zal beschrijven.
Na de apostelen naderden de aanwezige leerlingen tot het bed der
H. Maagd en ontvingen de zegen gelijk de apostelen.
Fascikel 35
85
|