gebracht, waar zich reeds andere christenen waren komen
vestigen.
Nadat Jakobus het bevel van Maria uitgevoerd had, vormde hij
een kring van 12 leerlingen, onder wie ook geleerde mannen
waren, die het werk moesten voortzetten, waarvan hij onder zulke
grote wederwaardigheden en ten koste van zo zware offers de
grondslagen gelegd had.
Dood van Jakobus. – En van Herodes Agrippa. –
Saturninus. – Koningin Lupa.
2249.
Hijzelf vertrok hierop uit Spanje naar Jeruzalem, zoals de H.
Maagd het hem bevolen had. Op deze reis bezocht hij Maria te
Efeze. Hier zegde Maria hem dat zijn dood in Jeruzalem nabij
was en zij sterkte en troostte hem54.
Jakobus nam van Maria en van zijn broer Joannes afscheid en
zette zijn reis naar Jeruzalem voort.
54 Maria troostte hem. – Hier hebben wij nogmaals de bevestiging dat K.
heel goed wist dat Jakobus lang vóór Maria’s dood gestorven is. Bijgevolg
berust de mededeling die zij eens deed dat hij bij Maria’s begrafenis
tegenwoordig was op een vergissing of verwarring met een andere persoon
die Jakobus vertegenwoordigde. Zie hierover nr. 2114, voetnoot 28.; zie ook
nr. 2215. Op dit geval zijn wij nogmaals teruggekomen in nr. 2219, voetnoot
36.
In de laatste passage zou weggelaten of geschrapt mogen worden de
volgende zinsnede: “Misschien veronderstelt men beter dat bedoeld zou
kunnen zijn een andere Jakobus, die volgens fasc. 19, nr. 861 met de
apostel Jakobus in Spanje is geweest.”
Dit schijnt de verwarring nog eerder te vergroten.
Ook kan in de 3 nota’s het minder gepaste woord ‘opvolger’ best vervangen
worden door ‘vertegenwoordiger’.
Fascikel 35
165
|