haar Zoon. Deze overstraalde met het licht van zijn wonden het
licht dat van heel zijn verschijning uitging. Met goddelijke liefde
verwelkomde Hij zijn Moeder en terwijl Hij in het rond
neerwaarts als over de aarde rondwees als deelde Hij haar de
macht en heerschappij erover mee, reikte Hij haar iets als een
scepter over.
Zo zag ik haar ziel in de hemelse glorie haar intrede doen; het
visioen nam me zo volkomen in beslag, dat ik het tafereel van
haar afsterven op aarde helemaal vergeten was.
Enige apostelen, b.v. Petrus en Joannes moeten dit ook gezien
hebben, want zij hielden hun aangezicht naar de hemel gericht.
De meeste anderen knielden neer en bogen zich tot tegen de
grond. Alles was vol licht en klaarheid; het was als bij de
Hemelvaart van Christus.
Ik zag tot mijn allergrootste vreugde Maria’s ziel, toen zij de
hemel binnenzweefde, door een groot aantal verloste zielen uit het
vagevuur gevolgd worden, en ook heden waarop wij de
gedachtenis van haar Hemelvaart vieren, zag ik vele arme zielen
de hemel binnengaan en daaronder meerdere die ik ken.
Ik ontving ook de troostelijke verzekering dat jaarlijks op
Maria’s sterfdag aan vele arme zielen die haar op aarde trouw
vereerd hebben, dezelfde genade der verlossing ten deel valt.
Toen ik eindelijk mijn blik weer naar de aarde richtte, zag ik het
lichaam der H. Maagd schitterend, met een fris en jeugdig
aangezicht, met gesloten ogen en met op de borst gekruiste armen
op het sterfbed liggen. De apostelen, leerlingen en vrouwen lagen
in een kring op de knieën in gebed er omheen.
Terwijl ik dit alles zag, weerklonk er in de lucht een welluidend
gezang; een beweging van blijdschap vervulde de gehele natuur
op dezelfde wijze als ik het in de Kerstnacht heb waargenomen.
Ik stelde vast dat haar afsterven plaats heeft gehad om 3 uur in de
namiddag, hetzelfde waarop ook de Heer is gestorven.
Fascikel 35
91
|