Zij spraken niet veel, verwijlden een korte tijd bij de gedenksteen
van iedere statie en overwogen het bitter lijden van de Heer en de
mede-lijdende liefde van zijn Moeder, die hier deze kruisweg met
de gedenkstenen had aangelegd en hem zo dikwijls met een
stroom van tranen had besproeid.
Bij de grafrots aangekomen vielen zij allen op hun knieën er
omheen, behalve Tomas en Jonatan, die zich zonder uitstel naar
de grot-ingang spoedden en gevolgd werden door Joannes.
Twee leerlingen bogen het struikgewas, dat de ingang bedekte,
terzijde en zij traden binnen en knielden vol eerbiedige vrees vóór
de lijkbank der H. Maagd neer. Nu naderde Joannes tot de lichte,
lange, korfvormige kist, die (wel in de uitdieping stond, maar toch
nog) een weinig boven de lijkbank uitstak, maakte de 3 grijze
banden los, die kist en deksel samen en gesloten hielden, nam dit
laatste af en stelde het ter zijde. Zij staken het licht nader bij de
kist en stelden met grote verbazing vast dat de lijkdoeken en
windsels, die daar nog onveranderd in de stand der omhulling
voor hen lagen, ledig waren. Op het aangezicht en de borst waren
zij uit elkaar geschoven; de windsels der armen waren lichtjes
losser geworden, doch behielden de vorm die zij hadden, terwijl
zij het lichaam bevatten, doch het verheerlijkte lichaam van Maria
was niet meer op deze aarde.
Met opgeheven armen staarden allen met de grootste
verbazing omhoog alsof het heilig lichaam nu eerst voor hen
verdwenen was en Joannes riep uit de grot naar buiten:
“Komt, komt zien en overtuigt u van het wonder: zij is niet
meer hier!”
Nu traden zij beurtelings twee aan twee de enge grot binnen en
zagen met verwondering de ledige lijkdoeken daar vóór zich
liggen. En buiten gekomen knielden allen neer, hieven de armen
omhoog en blikten met heimwee ten hemel, weenden en baden en
prezen de Heer en zijn lieve, beminde, verheerlijkte Moeder.
Tot haar die ook hún lieve, trouwe Moeder was, stuurden zij als
Fascikel 35
108
|