Andreas was ouder en niet zo voortvarend als Petrus; het was
gemakkelijker met hem te leven. Later bij zijn huwelijk betrok
Andreas een ander huis te Betsaïda (aan de noordkant).
Een ouder persoon was bij Petrus gebleven (in het huis bij
Kafarnaüm, nl. Petrus’ schoonmoeder) en zij bestuurde voor hem
de huishouding; zij was zeer werkzaam en geduldig, maar ziek en
aan bloedvloeiing onderhevig.
Wanneer men van Kafarnaüm naar Betsaïda ging, trof men tussen
beide plaatsen een rij of groep kleine huizen aan bij een riviertje;
ze waren als een dorp vóór Betsaïda. Hier was Petrus’ vader met
zijn nicht komen wonen, die reeds in (of nabij) Kafarnaüm bij
hem had gewoond. Ook Andreas was meegekomen en woonde
hier enige tijd, maar na zijn huwelijk woonde hij te Betsaïda (aan
de noordkant van het dorp).
Petrus hield 3 jaren lang huis als jonkman en trouwde dan met de
weduwe van een visser uit de huizen vóór Betsaïda, die haar
zaken niet meer alleen kon beredderen. Deze trok nu in het
vaderlijk huis van Petrus (bij haar man in het huis vóór
Kafarnaüm) en Jonas, zijn vader, trok met Andreas en de nicht in
het huis dat deze weduwe verlaten had, aan het riviertje van
Betsaïda42.
42 De plaatselijke gegevens zijn reeds lang bekend. Wij hebben de
passages aangeduid waar men ze kan vinden. Hier een woord over de
verhuizingen van de familie. Ze lijken een beetje verward, waarschijnlijk
omdat Katarina deze bijzonderheden tweemaal heeft meegedeeld die dan
onvermengd naast elkaar zijn blijven staan, zonder dat Brentano ze tot een
eenheid verwerkt heeft.
Dit doen wij thans als volgt met de hoop dat onze voorstelling en verbinding
juist zal zijn:
-
Petrus’ vader woont bij Kafarnaüm in het huis dat zo vaak in Jezus’ leven
vermeld is en waar vaak zich zieken verzamelden om op de komst van
Jezus te wachten.
-
De vader laat dit huis aan Petrus over en gaat met Andreas en een nicht
wonen in het arbeidersdorp of dorp van Serobabel tussen Kafarnaüm en
Betsaïda, vóór Betsaïda.
Fascikel 35
140
|