De H. Joannes, apostel en evangelist. –
Bijzonderheden uit zijn leven.
(27 december 1820)
2253.
Ik had vele gezichten over Joannes, maar ik kan ze niet
rangschikken en ben er ook veel van vergeten.
Nochtans zag ik heden niet zijn marteling in het olievat te Rome;
hoewel ik ze dikwijls gezien heb. (Waarschijnlijk omdat de
gedachtenis daarvan op 6 mei door de Kerk herdacht wordt, of
werd). Maar ik heb gezien dat Joannes, zolang Maria leefde,
altijd bij haar was en haar nooit verliet (d.i. nooit ophield voor
haar te zorgen of zorg er voor te laten dragen, doch wel verliet hij
haar tijdelijk om apostolische arbeid te verrichten en te reizen).
Ik zag dat hij haar altijd de H. Communie toereikte, met haar de
kruisweg bad, haar zegende en dan van haar de zegen ontving en
dat Joannes als een zoon vertrouwelijker met haar omging dan
alle anderen.
Hij heeft Maria in het zesde jaar na de dood van Christus naar
Efeze gebracht.
Jakobus de Meerdere is ongeveer 8 jaren na de Hemelvaart
gemarteld, maar Maria is veel later gestorven; zij is tamelijk oud
geworden, en Jakobus de Meerdere was, gelijk ik het nu met
zekerheid zie, niet aanwezig bij haar dood. In zijn plaats was een
oude leerling erbij (cfr. nr. 2214, voetnoot 28)
Ik zag dat Joannes in een zekere nacht met een paar leerlingen in
een hut bij Efeze kwam, waar mensen op hem wachtten. Deze
waren daar juist uit het gewest van Kedar aangekomen. Het
waren verwanten van dat paar oude echtelingen, die Jezus op
zijn reis na de opwekking van Lazarus genezen had.
Ik zag Joannes daar 2 jongelingen dopen en ook een knaapje van
ongeveer 2 jaren, dat op de schoot van zijn moeder zat en tot aan
Fascikel 35
172
|