kwam Bartolomeüs op de terugweg van de doop van Joannes tot
de leerlingen en Andreas sprak met hem over Jezus, en ging dan
ook tot de Heer zelf en sprak met Hem over Bartolomeüs, want
hij had een zwak voor geleerden, die hij Jezus gaarne tot
leerlingen voorstelde. Toen Bartolomeüs (bij deze gelegenheid)
voorbij Jezus ging, wees Andreas hem aan Jezus aan en Jezus
sprak: “Ik ken hem, hij zal komen.” (fasc. 13, nr. 460).
Later vertelde Bartolomeüs dit aan Tomas en voortaan was Jezus
dikwijls het onderwerp van hun gesprekken. Tomas had een
broer met name Taddeüs, die te Afeke de houthandel van zijn
vader had overgenomen; maar hijzelf studeerde en was een streng
en hardnekkig man. Zij hadden ten gevolge van hun handel
dikwijls zaken te Dabbeset te doen.
Eens zag ik dat Tomas en Simon Kananeüs op de sabbat een
bezoek bij Bartolomeüs hadden afgelegd. Zij gingen bij de
synagoge van Dabbeset op een lustplaats wandelen en hun
gesprek liep over de wonderen van Jezus en de gevangenschap
van Joannes de Doper.
Dabbeset was een kleine handelsstad, waardoor een baan naar de
zee liep. Daar bloeide ook de zijdenijverheid en er waren vele
naaisters die franjes, zomen, priesterklederen, tempelgewaden,
tapijten en versieringen maakten. Toen Jezus eens in het
gewest van Dabbeset kwam, bezocht Hij Bartolomeüs
in zijn huis en nam hem onder zijn apostelen op. Hij
zegende hem en legde hem de hand op.
Bartolomeüs zegde aanstonds zijn ambt op dat de broer van zijn
nicht overnam en hij volgde Jezus.
De reden waarom men hem Bar-tolomeüs noemde, was, dat Jezus
hem altijd met de naam ‘zoon (= bar) van Tolmaï’ aansprak.
Zijn eigenlijke naam was de naam van één van de 12 stammen,
namelijk Neftali.
Fascikel 35
197
|