Timon uit Spanje, was over Rome gereisd en had Eremenzear en
nog een derde leerling ontmoet. De aanwezigen stonden op het
punt om de dienst aan het altaar te beginnen, doch heetten de
aangekomen apostel met plechtige ernst nog eerst welkom en
wezen hem erop dat het hoog tijd was om afscheid te nemen van
de H. Maagd. Men waste hun vlug de voeten en zij schikten
behoorlijk hun gewaad, zonder evenwel hun reisklederen af te
leggen, en zo traden zij de cel der H. Maagd binnen en ontvingen
haar zegen, gelijk de anderen, eerst de apostel alleen, en daarna
zijn 3 gezellen samen. Na zijn bezoek aan Maria ging de apostel
aanstonds de godsdienstplechtigheid bijwonen.
Deze was reeds een eind gevorderd, toen nu ook Filippus met een
gezel uit Egypte aankwam. Hij begaf zich onverwijld tot de
moeder van de Heer en ontving haar zegen en stortte overvloedige
tranen.
Jakobus heeft genomen en dat de persoonsverwarring anders te verklaren is
dan de fout in nr. 2214, zie voetnoot 28.
Misschien veronderstelt men beter dat bedoeld zou kunnen zijn een andere
Jakobus, die volgens fasc. 19, nr. 861 met de apostel Jakobus in Spanje is
geweest.
Één van de passages waarin K. duidelijk zegt dat de apostel Jakobus de
Meerdere niet bij Maria’s dood tegenwoordig is geweest, is de volgende:
“Jakobus is 8 jaar na Jezus’ hemelvaart gemarteld. Maria is veel later
gestorven. Jakobus, zoals ik het nu duidelijk zie, was niet bij Maria’s dood
aanwezig. In zijn plaats was er een oude leerling bij.” (in later nr. 2258).
Fascikel 35
87
|