Hij wees hun iets aan op de grond: zij moesten ofwel zijn graf
delven of het voltooien, doch ik geloof dat dit laatste het geval
was, want de korte tijd waarin zij ermee klaar waren, deed me
geloven dat hij er reeds vroeger aan had laten werken en dat het
meeste reeds gedaan was; de spaden en schuppen lagen trouwens
ook reeds bij het werk.
Na dit bevel zag ik hem tot de andere leerlingen teruggaan; hij gaf
hun liefdevolle vermaningen, bad met hen en herhaalde nog eens
zijn geliefkoosde vermaning: “Kindertjes, bemint elkander!”
Ik zag ook dat de 2 leerlingen teruggekeerd waren en dat een van
hen hem zeide: “Ach! vader, wij geloven dat gij ons wilt
verlaten!” Zij verdrongen zich allen rondom hem en wierpen zich
wenend te gronde. Hij vermaande hen, bad en zegende hen. Ik
zag dan dat hij hun beval hem niet te volgen en dat hij vervolgens
met 5 van hen naar het graf ging. Het was niet zeer diep en had
deze vorm (nl. van een gebalsemd en in grafdoeken gehuld
lichaam).
De bodem van het graf was zeer schoon met graszoden belegd en
het had een deksel van vlechtwerk, waarop, geloof ik, naderhand
een grasbed kwam en een steen gelegd werd.
Joannes bad enige tijd met uitgestrekte armen, staande aan de
rand van het graf; hij legde er zijn mantel in, daalde erin af, zette
zich neer en verlengde nog zijn gebed. Terwijl hij ook nog sprak,
zag ik een groot licht op hem nederdalen; de leerlingen hadden
zich er vóór ter aarde neergeworpen; zij baden en weenden dat ze
snikten.
Fascikel 35
185
|