afwezigheid van Joannes tot grote armoede verviel, in schulden
geraakte en in een benarde situatie kwam.
Een boze Jood drong er bij hem op aan, zich te vergiftigen, omdat
hij toch tot zijn dood toe, wegens zijn schulden, in de gevangenis
zou moeten blijven. Ik zag de arme drommel in zijn kommer en
angst driemaal een bruine koperen schaal, die vol gift was,
uitdrinken, maar, dewijl Joannes hem geleerd had, het teken van
het kruis over alle spijs en drank te maken, – wat hij ook nu
gedaan had – zo schaadde het gift hem niet, hoewel hij zich wilde
vergiftigen.
Maar nu kwam Joannes terug in de stad, en toen de man hem zijn
nood klaagde en over zijn misdaad berispt werd, kreeg hij een
groot berouw, en Joannes tekende op dezelfde schaal, waarin het
gift geweest was, een kruis en gaf hem die, in goud veranderd,
terug om daarmee zijn schulden te betalen.
Deze man is een leerling van Joannes geworden, en later zelfs
bisschop van de stad, waarbij Joannes de jongeling aantrof, die hij
daarna bij een roversbende terugvond.
(Over deze wordt nu aanstonds gesproken).
2256.
Ik heb ook gezien dat Joannes deze jongen vond bij een kudde
vóór een stad, en dat hij in een gesprek met hem, onder een ruwe,
verwaarloosde schors uitstekende hoedanigheden in hem
ontdekte. Hij zegde hem zijn ouders te roepen. Zijn vader en
moeder zag ik dan ook komen; het waren arme herders, zij hadden
allebei herdersstaven in de hand.
Joannes bad hen dat zij hem hun jongen zouden afstaan, aan wie
hij een goede opvoeding wilde laten geven en zij stemden erin
toe; hij was 10 jaar. Joannes bracht hem naar Beroë bij de
bisschop, opdat deze hem zou opleiden, met de waarschuwing dat
hij hem eens van hem zou terugeisen.
Fascikel 35
178
|