handen en voeten der H. Maagd. Dit was niet het laatste H.
Oliesel. Maria had dit vóór haar dood ontvangen. Petrus streek
met de zalf over handen en voeten en tekende kruisen op
voorhoofd en borst. Ik geloof dat dit een eerbewijs was, gebracht
aan het heilig lichaam, zoals men het ook gedaan heeft aan het
heilig lichaam van Jezus bij zijn begrafenis.
Toen de beide apostelen het heilig lichaam van Maria weer
verlaten hadden, gingen de vrouwen met de lijkbereiding door.
Zij legden mirrebosjes onder de armen, in de okselholten en in de
harteput; zij vulden met zulke bosjes de ruimten op tussen de
schouders, om de hals, de kin en de wangen; ook de voeten lagen
geheel met zulke welriekende kruidbosjes omringd.
Nu kruisten zij de armen op de borst en sloegen de grote lijkwade
om het heilig lichaam en wikkelden het als een lange pop of
bakerkind in een lang windsel, waarvan zij het begin onder een
arm vastklemden. De doorzichtige zweetdoek, die het aangezicht
moest bedekken, lag nog boven het gelaat omhooggeslagen, zodat
het aangezicht wit, helder glimmend tussen de kruidbosjes
zichtbaar bleef.
(cfr. fasc. 32, nr. 1984, voetnoot 173; zoals bij Christus zal het
aangezicht pas gedekt worden onmiddellijk vóór de graflegging,
nadat de verwanten en vrienden de dode een laatste groet gebracht
hebben).
Nu legden zij het heilig lichaam in een kist, die als een bedje daar
ter zijde stond. Het was als een plank met een lage, opstaande
rand, waarop een licht, gewelfd deksel geplaatst werd, zodat de
kist op een lange korf geleek.
Nu legden zij op de borst van Maria’s stoffelijk overblijfsel een
krans van witte, rode en hemelsblauwe bloemen, ten teken van
haar maagdelijkheid. Op dit ogenblik traden de apostelen, de
leerlingen en alle overigen die naar Maria gekomen waren, binnen
om het dierbare, teergeliefde, heilige aangezicht een laatste maal
te zien, eer de gelaatsdoek er over geslagen werd. Zij knielden
onder een vloed van tranen in alle stilte rondom de H. Maagd
Fascikel 35
96
|