Zondag, 9 december. –
Ik heb de verpleegster niet meer naar de kribbe terug zien komen.
Jozef ontsteekt elke morgen en avond de lichtjes ter viering van
het tempelwijdingsfeest. Sedert dit feest te Jeruzalem begonnen
is, heerst rond de geboortegrot waarlijk een vredige stilte.
Maandag, 10 december. –
Heden kwam een dienstknecht van moeder Anna aan; hij had voor
de H. Maagd, benevens nog ander gerief, vrouwwerk mee, nl.
stoffe voor een gordel en vooral een wonderschoon korfje vol
vruchten, van boven geheel met levende rozen toegedekt, die met
hun steel in de vruchten gestoken en volkomen fris gebleven
waren. Het korfje was slank en hoog; de rozen hadden niet
dezelfde kleur als bij ons, doch waren bleker, bijna huidkleurig;
ook gele en witte waren er bij, groot, vast en gevuld; andere zaten
nog in de knop. Maria scheen er zeer mee ingenomen; verheugd
zette zij het korfje naast zich.
In de laatste dagen heb ik de koningen herhaaldelijk op hun tocht
beschouwd; hun weg was meer bergachtig geworden; zij trokken
over die bergen, waar dikwijls steenschelpen als van gebroken
aarden potten liggen; ik had er zo gaarne enige van gehad, omdat
ze zo schoon effen zijn; ook zijn daar bergen, waar vele witte
doorzichtige stenen als vogeleneieren liggen en ook veel wit zand
(cfr. fasc. 27, nr. 1555 en voetnoot 316); ik zag hen ook in de
landstreek waar zij later woonden, toen Jezus hen in zijn derde
jaar openbaar leven bezocht; ik zeg: in de landstreek, niet in de
tentenstad die zij later bewoonden, want nu bestond deze stad nog
niet316.
316 Zij trokken over die bergen, enz. – Zij verlaten de vlakte van de Eufraat
en bestijgen de oostelijke helling van het Arabisch woestijngebergte.
De uitgestrekte Syrisch-Arabische woestijn, Hamad genaamd, is geen effen
zandvlakte, zoals men lang gemeend heeft, eer men ze kende, maar een
afwisseling van grote steen- en zandvlakten met heuvelstreken.
Fascikel 6
598
|