Tegen de avond zag ik hen niet ver van Jeruzalem, ongeveer een
kwartier van de stad, hun intrek nemen naast een grote herberg in
een klein huis354 dat bewoond was door een paar kinderloze, oude
echtelieden, door wie zij met buitengewone liefde ontvangen
werden.
Ik weet nu ook waarom ik gisteren de dienstknechten van Anna
eerst als bewoners van deze bij Jeruzalem gelegen herberg
aanzag; dit kwam doordat ik hen op hun reis naar Bethlehem ook
hier bij deze oude goede mensen heb zien verblijven, en zij zullen
toen ook wel de herberg voor de H. Maagd besproken hebben
(zie nr. 159, waar zij evenwel niet de knechten, maar Eliud en de
meid eerst voor bewoners van de herberg houdt.)
Die houders der herberg waren Essenerlieden en verwanten van
Joanna Chusa; de man was een tuinier, snoeide heggen en was
ook ergens met de zorg of het opzicht over wegen belast.
164.
1 februari. –
Ik zag heden de H. Familie heel deze dag bij de oude mensen in
de herberg vóór Jeruzalem doorbrengen. De H. Maagd was
overdag meestal alleen in een kamer met het goddelijk Kind; het
lag op een deken op een laag, vooruitspringend gedeelte van de
muur; zij was voortdurend in gebed en scheen zich tot de opdracht
van Jezus in de tempel voor te bereiden.
Bij deze gelegenheid kreeg ik inwendige verlichtingen over de
wijze waarop men zich tot de H. Communie dient voor te
bereiden. Ook zag ik vele engelen in haar kamer verschijnen
en het goddelijk Kind aanbidden; ik weet niet of ook de H.
354 Zie fasc. 4, nr. 110, voetnoot 238, waar we verklaarden hoe K. de
herberg eerst groot, een volgende keer klein kon noemen, of hoe de
opschrijver van haar mededelingen haar misverstaan kan hebben.
We verwezen naar onderhavig nummer, waar zij het huisje van de
opzichters, dat ernaast stond of tegen aangebouwd was, of er wellicht deel
van uitmaakte, klein noemt, de herberg daarentegen groot.
Fascikel 6
687
|