in de stad door een poort in de nabijheid van de Kalvariëberg.
Niet ver van de vismarkt330 werden zij met hun lastdieren in een
rond binnenhof gebracht, dat met stallen en verblijven omgeven
was en aan de ingang door wachters bewaakt werd (dus
stadsherberg). De lastdieren moesten naar de stal en hunzelf
werden de afdaken toegewezen in de nabijheid van een bron (put)
die midden op het binnenplein gelegen was. Aan deze vijver gaf
men ook de dieren te drinken. Deze ronde hof leunde met een
zijde tegen de heuvelhelling aan, maar aan de beide andere zijden
lag de herberg vrij en aan de voorkant stonden bomen. Nu
kwamen hier nog beambten twee aan twee met fakkels in de hand
om de inhoud van hun lading te controleren: ik meen dat het
tollenaars waren.
Opwachting bij Herodes.
146.
Het paleis van Herodes lag hogerop niet ver van dit gebouw
(herberg), en op dit uur was de weg erheen verlicht met fakkels en
vuurpannen op palen. Herodes zond nu een dienaar afwaarts naar
de oudste koning Teokeno om hem heimelijk in het paleis te
brengen; dit had plaats na 10 uur in de nacht. Teokeno werd door
een hofbediende van Herodes in een benedenzaal ontvangen en
uitgevraagd naar de reden en het doel van hun komst. Teokeno
bekende alles met de openhartigheid van een kind en verzocht de
330 Vismarkt. – We weten nog dat hij ligt in een laag gedeelte van de stad, nl.
in de stads- of Siloëvallei, ongeveer waar nu de huidige 5e kruiswegstatie is;
zie fasc. 1, nr. 22, voetnoot 46 en kaart van Jeruzalem (hiervoor).
Welk paleis van Herodes hier ook bedoeld mag zijn, om het te bereiken
moet men opwaarts gaan.
Alvorens de stad binnengebracht te worden, legerden de koningen in de
tuinenwijk, zoals ook K. het te verstaan geeft: “Dagelijks bezochten”, schrijft
Beaufays, “karavanen Jeruzalem; veelal kampeerden zij onder de bomen
der hovingen die zich uitstrekten ten noordwesten van de stad (=
tuinenwijk).” (De Godmens, blz. 26).
Fascikel 6
626
|