tot vóór de tafel en plaatste haar offer erop. In één van de ovale
bordjes werden vruchten en in het ander muntstukken gelegd; de
duiven bleven in de korf.
Simeon bleef met Maria vóór de offertafel staan; de priester die
erachter stond, nam nu de kleine Jezus uit het wiegenkorfje op
zijn handen, hief het in de hoogte en vervolgens naar
verschillende zijden van de tempel en bad een tijdlang. Hierop
gaf hij het Kind aan Simeon die het in Maria’s armen teruglegde
en nu over haar en het Kind gebeden zegde uit een rol die naast
hem op een lessenaar of draagtoestel hing.
Hierop leidde Simeon de H. Maagd weer buiten de afsluiting,
vanwaar zij door de daar wachtende Hanna naar de getraliede
bidplaats van de vrouwen teruggebracht werd (cfr. fasc. 4, nr. 98,
voetnoot 209). Hier waren ondertussen nog een twintigtal andere
vrouwen binnengekomen, die eveneens hun eerstgeboren
knaapjes in de tempel kwamen offeren. Jozef en andere mannen
stonden meer achteruit op de voor hen bestemde plaats.
Nu begonnen de priesters vóór het vaststaande altaar nog een
plechtigheid, bestaande in bewierokingen en gebeden, waaraan de
priesters die zich aan weerskanten in de gestoelten bevonden,
deelnamen, doch niet met de overdreven bewegingen van de
Joden uit onze tijd. Toen deze plechtigheid geëindigd was,
naderde Simeon nogmaals tot Maria in de getraliede
vrouwenplaats, ontving van haar het Kindje Jezus in zijn armen
en overgelukkig, van vreugde als verrukt, profeteerde hij lang en
luidop over het goddelijk Wicht; hij loofde God die zijn beloften
had vervuld en zei o.m. ook nog dit: “Heer, nu moogt Gij uw
dienaar, volgens uw aankondiging, in vrede uit deze wereld laten
scheiden, want mijn ogen hebben Uw Heil gezien, dat Gij bereid
hebt vóór het aangezicht van alle volkeren: het Licht tot
verlichting van de heidenen en de roem van uw volk Israël.” (Lk.
2, 29-32).
Na de plechtigheid was ook Jozef toegetreden en luisterde met
Maria vol eerbied naar de geestdriftige, geïnspireerde woorden
Fascikel 6
694
|