De H. Driekoningen te Bethlehem.
148.
Ik zag de stoet van de koningen Jeruzalem door een poort verlaten
en zuidwaarts trekken. Een groep mensen volgde hen tot bij een
beek vóór de stad en keerde dan weer huiswaarts. Na de beek
overgetrokken te zijn, maakten zij een korte halte en zagen uit
naar hun ster en deze ziende braken zij los in jubelkreten en de
stoet zette zich weer onder welluidend gezang in beweging. De
ster echter voerde hen niet langs de rechte weg naar Bethlehem,
doch langs een omweg in meer westelijke richting. Zij trokken
voorbij een stadje dat ik goed ken, en waarachter ik hen om de
middag op een aangename plaats bij een dorpje zag rusten en
bidden. Daar ontsprong een bron voor hun ogen en zij waren vol
vreugde, stegen af, groeven een bekken voor de bron en omgaven
dit met wit zand, stenen en graszoden; zij legerden zich nu hier
enige uren, voederden en drenkten (= doen drinken) hun dieren en
namen ook zelf een verversing, want in Jeruzalem hadden die
lastige, opdringerige mensen en hun eigen bekommernissen hun
rust noch tijd daartoe gelaten.
Ik heb onze Heer later op zijn prediktochten in zijn openbaar
leven meer dan eens met zijn leerlingen hier bij die bron zien
vertoeven337.
“Er bestaat een lokale traditie, volgens welke Herodes de slachting tot
Tekoa, 2 uren ten zuiden van Bethlehem zou uitgebreid hebben.”
(Meistermann, Guide, blz. 336).
337 De koningen verlaten Jeruzalem door de Bethlehemspoort, zoals K. het
elders verzekert (zie kaartje hiervoor alsook in fasc. 2).
Die poort lag 80 m ten oosten van de plek waar later de huidige Jaffapoort
zou komen.
Fascikel 6
637
|