De Koningen huldigen Jezus.
150.
De koningen maakten zich nu gereed voor een plechtige hulde aan
het Kind, die zij zich bij deze ontmoeting hadden voorgenomen.
Wij beschikken echter over een soortgelijk argument om aan te nemen dat
het daarom geen Arabieren moesten zijn. In Jezus’ tijd was het hebreeuws
als gesproken taal bijna geheel verdrongen door het Aramees.
Juist deze meer moderne taal, die de volkstaal geworden was, heeft met het
Perzisch, inzonderheid met het Pelevi-dialect een bijzondere overeenkomst.
Dit dialect bezit veel Chaldeeuwse en Aramese termen. Iemand heeft
daarom, hoewel ten onrechte, zegt men, het Pelevi een Chaldeeuws-
Aramees dialect genoemd (cfr. Géogr. univ. V; cfr. Dapper, Perzië, 128,
130). Bovendien het Pelevi-dialect schijnt in Jezus’ tijd gesproken te zijn
geweest in Medië, bij de Parten en ook vroeger aan het Hof van Cyrus en
van de Partische koningen, dus juist in die delen van Perzië, waar de
koningen volgens K. vandaan kwamen (nr. 137).
Als men het kaartje beziet, constateert men dat de huidige provincie
Loeristan deel van hun landen zal hebben uitgemaakt. Welnu, de Loeren,
één der grote volksstammen waaruit de Perzische bevolking nu bestaat,
spreken een eigen dialect, afgeleid van het oude dialect Pelevi, dat zeer
gelijkt op het Aramees en Chaldeeuws (Géogr. univ. V, 137-173).
Vergeten wij ook niet dat Mensor, volgens onze zienster, een Chaldeeër
was.
Fascikel 6
644
|