Wanneer nu de koningen met hun verwanten van hun
avondgezang naar hun tent terugkwamen, zag ik Jozef hen
vriendelijk ontvangen; hij heette hen welkom en bad hen als zijn
gasten zich zijn kleine maaltijd te laten welgevallen; hijzelf nam
plaats midden tussen hen rondom de lage tafel en zo aten zij.
(Lage tafel, zie fasc. 1, nr. 13, voetnoot 31).
Bij deze gelegenheid was Jozef allerminst schuchter, integendeel!
hij was vrijmoedig en zo vrolijk en vol troost dat hij weende van
vreugde. Bij dit zien kon ik wel niet anders dan denken aan mijn
vader zaliger, de arme landbouwer, die bij mijn inkleding als non
onder zo vele voorname gasten aan tafel plaats moest nemen. In
zijn eenvoud en nederigheid had hij daar aanvankelijk erg tegen
opgezien, maar naderhand was hij zo opgewekt en onbevangen,
dat hij vreugdetranen stortte; hij was, zonder dit te willen of zelfs
te weten, de hoofdpersoon op de ereplaats bij dit feest.
Na deze kleine maaltijd verliet Jozef weer zijn gasten; enige
voornamen uit de stoet begaven zich nu voor de nacht naar een
herberg te Bethlehem; de overigen legden zich ter ruste op hun
legersteden die in hun grote tent rondom langs de wanden in
gereedheid gebracht waren.
In de geboortegrot teruggekeerd plaatste Jozef alle ontvangen
geschenken ter rechterzijde van de kribbe in een wandholte die hij
met een scherm had afgesloten, zodat men niet zag wat er in
opgeborgen was.
De meid van Anna die hier bij Maria in dienst gebleven was, had
zich gedurende de hele plechtigheid achteruit gehouden in de
kleine grot, waarvan de deur in de gang van de geboortegrot
was344; zij was eerst uit haar schuilhoek weer te voorschijn
344 Hier, gelijk reeds vroeger schijnt K. werkelijk het bestaan te bevestigen
van een klein grotje dat zijn ingang heeft in de noordwand van de gang der
geboortegrot, maar de bekleding van de wanden met marmer en amianten
tapijten laten niet toe de zaak te controleren.
Fascikel 6
656
|