Vanaf die samenkomstplaats tot hier te Madian hadden zij een
weg van 672 uren achter de rug en daaraan hadden zij van
Christus’ geboorte tot nu, de rustdagen meegerekend, 25 dagen en
nachten besteed323.
Nadat de koningen met hun gevolg hier deze 2 dagen van 20 en
21 december rustend hadden doorgebracht, maakten zij aanstalten
om te vertrekken. Ofschoon de inwoners, naar ik zag,
ondertussen keer op keer naar de ster, wanneer ze zichtbaar was,
te kijken stonden en ook grote verbazing lieten blijken, werden zij
daarom niet eerbiediger. Deze lastige, bedelzieke mensen
omringden als een wespenzwerm de koningen, en hielden niet op
hen om allerlei dingen te vragen. Deze goede mannen deelden
aldoor maar geduldig driehoekige, gele stukjes als goudblikjes en
korrels die meer donkerkleurig waren, onder hen uit: zij zullen
alleszins zeer rijk geweest zijn. In deze 2 dagen heb ik alles
gehoord wat zij aan de inwoners verteld hebben324.
323 Hun dagreizen zelfs per kameel schatten wij best op 12 uren.
-
Mensor en Saïr besteedden derhalve 3 dagen aan hun reis tot Susa.
-
Teokeno daarentegen reed de eerste 3 dagen driemaal zo vlug en
haalde hen na 3 dagen in.
Het getal 672 zal veel te hoog zijn. Vermenigvuldigen wij 25 (dagen) door
12 (uren), zo bekomen wij ongeveer de ware afstand van de sterrentoren tot
Madian.
Alleen Teokeno reisde 30-36 uur per dag en dit alleen de eerste 3 dagen.
Oosterlingen zijn niet zo gehaast en ook de kamelen hebben nood aan rust
op lange reizen.
324 Een woordje over bedelaars in het Oosten. – Wij zagen er reeds vele bij
de geboortegrot. Bij elke gelukkige gebeurtenis doken zij op.
De westerse H. Landbedevaarders worden er voortdurend lastig door
gevallen. Vandaar deze beschrijving door de exegeet Jos. Keulers in ‘Waar
Jezus leefde’: Zowel in Egypte als in Palestina moet men gezien hebben hoe
zij de kunst van bedelen verstaan en beoefenen om het woord van Jezus te
begrijpen: “Vraagt en ge zult verkrijgen”.
Onze westerse bedelaars kennen het ABC niet van hun beroep.
Alleen de oosterlingen weten dat ‘bedelen’ het iteratief is van bidden.
Fascikel 6
610
|