152.
In het kleine dal achter de geboortegrot tot bij de grafspelonk van
Maraha was het kampement van de koningen opgeslagen en
waren de dieren in rijen aan palen vastgebonden, ieder in zijn perk
tussen touwen. Bij de grote tent die dicht bij de
geboortegrotheuvel opgericht was, zag men ook nog een ruimte
die met matten overspannen was en waarin men een deel van de
bagage ondergebracht had, doch het grootste gedeelte hadden zij
in de grafspelonk van Maraha opgestapeld.
Toen allen het Kindje aanbeden en de geboortegrot verlaten
hadden, waren reeds de sterren aan de hemel verschenen en zij
verzamelden zich in een kring bij de grote oude terpentijnboom,
die zich boven de grafspelonk verhief. Daar hielden zij met
plechtig gezang een godsdienstoefening ter ere van de sterren.
Het is niet met woorden te vertolken hoe zielroerend hun gezang
in het stille dal weerklonk; zo vele eeuwen hadden hun
voorouders de sterren waargenomen, onder de sterren gebeden en
gezongen en heden waren hun verzuchtingen verhoord, hun hoop
vervuld, hun wachten beloond. Hun gezang steeg nu op uit een
hart dat zwijmeldronken was van dankbaarheid en vreugde.
Jozef vergast zijn bezoekers. – Onweerswolken
aan de Kim.
Inmiddels had Jozef, hierbij door een paar herders terzijde
gestaan, een kleine maaltijd in de tent van de koningen bereid; zij
brachten er schalen en borden binnen met kleine broden, vruchten
en honigraten, schoteltjes met kruiden en ook kruikjes met balsem
en zij zetten dat alles klaar op een lage tafel op een vloertapijt.
Reeds in de morgen had Jozef dit alles bijeengebracht voor het
onthaal van de koningen; hij kende te voren hun aankomst, want
de H. Maagd had het hem voorzegd.
Fascikel 6
655
|