| meer zagen, maakten zij zich opnieuw ongerust. Enige mannen
            kwamen naderbij en vroegen hun wat zij wilden. Zij stegen af en
            uit het huis kwamen hun nu overheidspersonen tegemoet, die
            welkomstakken droegen en hun een kleine verversing van
            vruchten, broodjes en drank aanboden; het was de gewone manier
            om zulke vreemdelingen welkom te heten (zie dit fasc. 6, nr. 142,
            voetnoot 319).
            Terwijl dit geschiedde aan de bemanning, zag ik dat anderen hun
            dieren bij de bron (put) onder de bomen brachten en te drinken
            gaven. Ik dacht daarbij nog: “Deze koningen ontvangen zij veel
            beter en met meer voorkomenheid dan de arme Jozef; het is
            zonder twijfel, omdat zij zulke goudkorreltjes en goudblikjes
            uitgedeeld hebben.” Men noemde en wees hun het herdersdal aan
            als een geschikte kampeerplaats, doch onbeslist vertoefden de
            koningen hier nog een vrij lange tijd; ik hoorde hen niet naar de
            nieuwgeboren Joodse koning vragen; zij hadden te Jeruzalem
            vernomen dat, volgens de profetieën, Bethlehem zijn
            geboorteplaats was, en bovendien waren zij, volgens de van
            Herodes gekregen opdracht, op hun hoede om geen opzien te
            verwekken.
            Maar zie! al met eens zien zij terzijde van Bethlehem een
            lichtglans aan de hemel stralen, zoals bij het opgaan van de maan;
            hierop gingen zij weer plaats nemen op hun dieren en trokken
            langs een wal, langs verwaarloosde, instortende stadsmuren,
            rondom de zuidkant van Bethlehem, naar de oostzijde van de stad
            en benaderden de omgeving van de geboortegrot van de kant van
            de vlakte, waar de engelen (evenwel meer oostwaarts) aan de
            herders verschenen waren. Toen nu de stoet het (gesloten, kleine)
            dal achter de geboortegrot bij de grafspelonk van Maraha bereikt
            had, stegen zij af van hun dieren, die vervolgens door hun
            knechten ontladen werden. Dezen begonnen nu ook aanstonds
            met het opslaan van een grote tent die zij meehadden, en troffen
            ook andere toebereidselen voor de inrichting van hun kamp.
            Enige bijgekomen herders wezen hun geschikte plaatsen aan en
            waren hun behulpzaam.
            Fascikel 6
            640 |