overlezen en de verklaringen van de koningen ermee vergelijken;
later zweeg men erover, als om de hele zaak te doen vergeten.
Overhaastige afreis der Koningen.
153.
Maandag, 24 december,
daags na de aankomst der koningen. –
Heden reeds zeer vroeg in de morgen zag ik de koningen en velen
uit hun gevolg ieder voor zich het Jezuskind en de H. Maagd
bezoeken. Buiten dit zag ik hen gedurende de dag in hun
kampeerplaats en bij hun lastdieren allerlei voorwerpen aan de
herders ten geschenke geven; zij waren overstelpt van een
onmetelijke vreugde, genoten een voorsmaak des hemels en
deelden uit zonder te berekenen. Het was in die tijd een gebruik
om bij verblijdende gebeurtenissen zich mild te betonen met
geschenken (cfr. fasc. 4, nr. 102).
De herders die aan het gevolg van de koningen allerlei diensten
bewezen hadden, ontvingen rijke giften; ook vele armen zag ik
mild begiftigd worden; ik zag dat zij oude, arme moedertjes, die
gebogen aangestrompeld kwamen, dekens op de schouders
legden.
Onder het meegekomen dienstpersoneel van de koningen waren er
meerderen die het verblijf in dit herdersdal verrukkelijk vonden
en die hier gaarne wilden blijven wonen om het leven van de
herders te delen en zich zelfs in hun families in te lijven. Zij
legden hun verzoek hieromtrent aan de koningen voor, en dezen
verleenden hun niet alleen hun toestemming, maar bovendien
rijke geschenken, nl. dekens , huisraad, goudkorrels en ook de
ezels waarop zij gereden hadden.
Toen ik de koningen ook een grote hoeveelheid brood zag
uitdelen, dacht ik aanvankelijk: “Waar komen al die broden
vandaan?” Maar dan herinnerde ik mij dat ik hen van tijd tot tijd
Fascikel 6
658
|